Artikel 4 (Gedeelde bevoegdheden Unie en lidstaten)
1. De Unie heeft een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid in de gevallen waarin haar in de Verdragen een bevoegdheid wordt toegedeeld die buiten de in de artikelen 3 en 6 bedoelde gebieden valt.
2. De gedeelde bevoegdheden van de Unie en de lidstaten betreffen in het bijzonder de volgende gebieden:
a. interne markt; b. sociaal beleid, voor de in het onderhavige Verdrag genoemde aspecten; c. economische, sociale en territoriale samenhang; d. landbouw en visserij, met uitsluiting van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee; e. milieu; f. consumentenbescherming; g. vervoer; h. trans-Europese netwerken; i. energie; j. de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht; k. gemeenschappelijke veiligheidsvraagstukken op het gebied van volksgezondheid, voor de in het onderhavige Verdrag genoemde aspecten.
3. Op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en de ruimte is de Unie bevoegd op te treden, en met name programma’s vast te stellen en uit te voeren; de uitoefening van die bevoegdheid belet de lidstaten niet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.
4. Op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp is de Unie bevoegd op te treden en een gemeenschappelijk beleid te voeren; de uitoefening van die bevoegdheid belet de lidstaten niet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.
Uitleg in duidelijke taal
1. De Unie heeft een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid in de gevallen waarin haar in de Verdragen een bevoegdheid wordt toegedeeld die buiten de in de artikelen 3 en 6 bedoelde gebieden valt.
Dit lid stelt dat de Unie een bevoegdheid deelt met de lidstaten. Dit is van toepassing in de situaties waarin de Verdragen aan de Unie een bevoegdheid toekennen die niet valt onder de gebieden die in artikel 3 (exclusieve bevoegdheden van de Unie) en artikel 6 (bevoegdheid van de Unie om ondersteunende, coördinerende of aanvullende maatregelen te nemen) worden genoemd.
2. De gedeelde bevoegdheden van de Unie en de lidstaten betreffen in het bijzonder de volgende gebieden:
Dit lid specificeert dat de gedeelde bevoegdheden van de Unie en de lidstaten met name betrekking hebben op de hieronder opgesomde gebieden:
a. interne markt;
Dit betreft de interne markt.
b. sociaal beleid, voor de in het onderhavige Verdrag genoemde aspecten;
Dit betreft het sociaal beleid, specifiek voor de aspecten die in dit Verdrag (het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) worden genoemd.
c. economische, sociale en territoriale samenhang;
Dit betreft de economische, sociale en territoriale samenhang.
d. landbouw en visserij, met uitsluiting van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee;
Dit betreft landbouw en visserij, echter met uitzondering van de instandhouding (het behoud) van de biologische rijkdommen van de zee.
e. milieu;
Dit betreft het milieu.
f. consumentenbescherming;
Dit betreft consumentenbescherming.
g. vervoer;
Dit betreft vervoer.
h. trans-Europese netwerken;
Dit betreft trans-Europese netwerken.
i. energie;
Dit betreft energie.
j. de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht;
Dit betreft de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.
k. gemeenschappelijke veiligheidsvraagstukken op het gebied van volksgezondheid, voor de in het onderhavige Verdrag genoemde aspecten.
Dit betreft gemeenschappelijke veiligheidsvraagstukken op het terrein van volksgezondheid, specifiek voor de aspecten die in dit Verdrag (het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) worden genoemd.
3. Op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en de ruimte is de Unie bevoegd op te treden, en met name programma’s vast te stellen en uit te voeren; de uitoefening van die bevoegdheid belet de lidstaten niet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.
Dit lid stelt dat de Unie bevoegd is om actie te ondernemen op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en de ruimte. Dit omvat met name het vaststellen en uitvoeren van programma’s. De uitoefening van deze bevoegdheid door de Unie verhindert de lidstaten niet om hun eigen bevoegdheid op deze gebieden uit te oefenen.
4. Op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp is de Unie bevoegd op te treden en een gemeenschappelijk beleid te voeren; de uitoefening van die bevoegdheid belet de lidstaten niet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.
Dit lid stelt dat de Unie bevoegd is om actie te ondernemen en een gemeenschappelijk beleid te voeren op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp. De uitoefening van deze bevoegdheid door de Unie verhindert de lidstaten niet om hun eigen bevoegdheid op deze gebieden uit te oefenen.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2018:677 - Onjuiste richtlijnimplementatie: een voortdurende onrechtmatige daad van de Staat
Het nalaten van een juiste implementatie van een EU-richtlijn is een voortdurende onrechtmatige daad van de Staat. Elke dag dat de onjuiste situatie voortduurt, ontstaat een nieuwe, zelfstandige onrechtmatige daad. Hierdoor verjaren de daaruit voortvloeiende schadeclaims ook afzonderlijk per dag.
ECLI:NL:HR:2013:CA0827
ECLI:NL:HR:2015:2722
ECLI:NL:HR:2016:82
ECLI:NL:HR:2015:2723
ECLI:NL:HR:2019:546 - Hoge Raad: Latere uitspraak HvJ EU is geen novum voor herziening
Een na een onherroepelijke veroordeling gewezen uitspraak van het Hof van Justitie EU, waaruit blijkt dat de veroordeling strijdig is met Unierecht, levert geen nieuw gegeven (novum) op voor herziening op grond van art. 457 Sv.