Artikel 355 (Territoriale toepassing EU-Verdragen)
Naast de bepalingen van artikel 52 van het Verdrag betreffende de Europese Unie over het territoriale toepassingsgebied van de Verdragen, gelden onderstaande bepalingen: 1. De bepalingen van de Verdragen zijn van toepassing op Guadeloupe, Frans Guyana, Martinique, Mayotte, Réunion, Saint Martin, de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden, overeenkomstig artikel 349. 2. De landen en gebieden overzee waarvan de lijst als bijlage II is gehecht, vormen het onderwerp van de bijzondere associatieregeling omschreven in het vierde deel.De Verdragen zijn niet van toepassing op de landen en gebieden overzee die met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland bijzondere betrekkingen onderhouden, die niet op bovengenoemde lijst voorkomen. 3. De bepalingen van de Verdragen zijn van toepassing op de Europese grondgebieden welker buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd. 4. De bepalingen van de Verdragen zijn van toepassing op de Ålandseilanden, overeenkomstig Protocol nr. 2 bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden. 5. In afwijking van artikel 52 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de leden 1 tot en met 4 van dit artikel:
a. is dit Verdrag niet van toepassing op de Faeröer; b. is dit Verdrag niet van toepassing op Akrotiri en Dhekelia, zijnde de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen, uitgezonderd voorzover nodig om de uitvoering te waarborgen van de regelingen als vervat in het protocol betreffende de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vallen dat gehecht is aan de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie, en in overeenstemming met dat protocol. c. zijn de bepalingen van dit Verdrag op de Kanaaleilanden en op het eiland Man slechts van toepassing voorzover noodzakelijk ter verzekering van de toepassing van de regeling die voor deze eilanden is vastgesteld in het op 22 januari 1972 ondertekende Verdrag betreffende de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.
6. De Europese Raad kan op initiatief van de betrokken lidstaat een besluit vaststellen tot wijziging van de status ten aanzien van de Unie van een Deens, Frans of Nederlands land of gebied als bedoeld in de leden 1 en 2. De Europese Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van de Commissie.
Uitleg in duidelijke taal
Naast de bepalingen van artikel 52 van het Verdrag betreffende de Europese Unie over het territoriale toepassingsgebied van de Verdragen, gelden onderstaande bepalingen:
Dit betekent dat, in aanvulling op wat artikel 52 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) reeds bepaalt over het geografische gebied waarbinnen de Verdragen van kracht zijn, ook de hiernavolgende bepalingen gelden.
1. De bepalingen van de Verdragen zijn van toepassing op Guadeloupe, Frans Guyana, Martinique, Mayotte, Réunion, Saint Martin, de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden, overeenkomstig artikel 349.
Dit lid stelt dat de regels uit de Verdragen gelden voor de specifiek genoemde Franse overzeese gebieden (Guadeloupe, Frans Guyana, Martinique, Mayotte, Réunion, Saint Martin), de Portugese eilandengroepen de Azoren en Madeira, en de Spaanse Canarische Eilanden. Deze toepassing geschiedt conform de voorwaarden zoals vastgelegd in artikel 349 van dit Verdrag, dat betrekking heeft op de ultraperifere gebieden.
2. De landen en gebieden overzee waarvan de lijst als bijlage II is gehecht, vormen het onderwerp van de bijzondere associatieregeling omschreven in het vierde deel.De Verdragen zijn niet van toepassing op de landen en gebieden overzee die met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland bijzondere betrekkingen onderhouden, die niet op bovengenoemde lijst voorkomen.
Dit lid verduidelijkt dat de landen en gebieden overzee (LGO's) die zijn opgenomen in de lijst in bijlage II bij de Verdragen, vallen onder een speciale associatieregeling. Deze regeling is nader omschreven in het vierde deel van dit Verdrag. Verder wordt gesteld dat de Verdragen niet van toepassing zijn op die landen en gebieden overzee die bijzondere banden hebben met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en die niet op de genoemde lijst in bijlage II staan.
3. De bepalingen van de Verdragen zijn van toepassing op de Europese grondgebieden welker buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd.
Dit lid bepaalt dat de regels van de Verdragen ook gelden voor die Europese grondgebieden waarvoor een lidstaat van de Europese Unie de verantwoordelijkheid draagt voor de buitenlandse betrekkingen.
4. De bepalingen van de Verdragen zijn van toepassing op de Ålandseilanden, overeenkomstig Protocol nr. 2 bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden.
Dit lid geeft aan dat de regels van de Verdragen van toepassing zijn op de Ålandseilanden. Dit gebeurt in overeenstemming met de bepalingen van Protocol nr. 2, dat deel uitmaakt van de Akte die de voorwaarden voor de toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden tot de Europese Unie regelt.
5. In afwijking van artikel 52 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de leden 1 tot en met 4 van dit artikel:
Dit lid introduceert uitzonderingen op de algemene regel van artikel 52 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en op de voorgaande leden 1 tot en met 4 van dit specifieke artikel (artikel 355 VWEU) met betrekking tot het territoriale toepassingsgebied van de Verdragen.
a. is dit Verdrag niet van toepassing op de Faeröer;
Dit subonderdeel stelt expliciet dat dit Verdrag (het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) niet geldt voor de Faeröer.
b. is dit Verdrag niet van toepassing op Akrotiri en Dhekelia, zijnde de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen, uitgezonderd voorzover nodig om de uitvoering te waarborgen van de regelingen als vervat in het protocol betreffende de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vallen dat gehecht is aan de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie, en in overeenstemming met dat protocol.
Dit subonderdeel bepaalt dat dit Verdrag niet van toepassing is op Akrotiri en Dhekelia. Dit zijn de zones op Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen. Een uitzondering hierop is dat het Verdrag wel van toepassing is, maar alleen in de mate die nodig is om de regelingen uit te voeren die zijn vastgelegd in een specifiek protocol. Dit protocol betreft de genoemde zones op Cyprus en is gehecht aan de Akte waarmee diverse landen, waaronder Cyprus, zijn toegetreden tot de Europese Unie. De toepassing moet in overeenstemming zijn met dat protocol.
c. zijn de bepalingen van dit Verdrag op de Kanaaleilanden en op het eiland Man slechts van toepassing voorzover noodzakelijk ter verzekering van de toepassing van de regeling die voor deze eilanden is vastgesteld in het op 22 januari 1972 ondertekende Verdrag betreffende de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.
Dit subonderdeel stelt dat de bepalingen van dit Verdrag slechts beperkt van toepassing zijn op de Kanaaleilanden en het eiland Man. De toepassing is gelimiteerd tot wat noodzakelijk is om de specifieke regeling te verzekeren die voor deze eilanden is vastgelegd in het Verdrag van 22 januari 1972, waarmee nieuwe lidstaten toetraden tot de toenmalige Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.
6. De Europese Raad kan op initiatief van de betrokken lidstaat een besluit vaststellen tot wijziging van de status ten aanzien van de Unie van een Deens, Frans of Nederlands land of gebied als bedoeld in de leden 1 en 2. De Europese Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van de Commissie.
Dit lid geeft de Europese Raad de bevoegdheid om, op initiatief van de desbetreffende lidstaat, een besluit te nemen dat de status van een Deens, Frans of Nederlands land of gebied (zoals genoemd in de leden 1 en 2 van dit artikel) ten opzichte van de Europese Unie wijzigt. De Europese Raad neemt een dergelijk besluit met eenparigheid van stemmen, nadat de Commissie hierover is geraadpleegd.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2018:356
ECLI:NL:HR:2022:839 - Onschuldpresumptie bij vonnis mededader: geen schending door noodzakelijke feiten.
Een rechterlijke uitspraak over een medeverdachte, die feitelijke vaststellingen bevat over een apart berechte verdachte, schendt diens onschuldpresumptie niet, mits die vaststellingen noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de schuld van de medeverdachte. Dit geldt ook voor een persbericht dat hierover correct rapporteert.