Artikel 263 (Beroep nietigverklaring EU handelingen)
Het Hof van Justitie van de Europese Unie gaat de wettigheid na van de wetgevingshandelingen, van de handelingen van de Raad, van de Commissie en van de Europese Centrale Bank, voorzover het geen aanbevelingen of adviezen betreft, en van de handelingen van het Europees Parlement en de Europese Raad die beogen rechtsgevolgen ten aanzien van derden te hebben. Het gaat ook de wettigheid na van de handelingen van de organen of instanties van de Unie waarmee rechtsgevolgen ten aanzien van derden worden beoogd. Te dien einde is het Hof bevoegd uitspraak te doen inzake elk door een lidstaat, het Europees Parlement, de Raad of de Commissie ingesteld beroep wegens onbevoegdheid, schending van wezenlijke vormvoorschriften, schending van de Verdragen of van enige uitvoeringsregeling daarvan, dan wel wegens misbruik van bevoegdheid. Het Hof is onder dezelfde voorwaarden bevoegd uitspraak te doen inzake elk door de Rekenkamer, de Europese Centrale Bank of het Comité van de Regio’s ingesteld beroep dat op vrijwaring van hun prerogatieven is gericht. Iedere natuurlijke of rechtspersoon kan onder de in de eerste en tweede alinea vastgestelde voorwaarden beroep instellen tegen handelingen die tot hem gericht zijn of die hem rechtstreeks en individueel raken, alsmede tegen regelgevingshandelingen die hem rechtstreeks raken en die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen. De handelingen tot oprichting van organen en instanties van de Unie kunnen voorzien in bijzondere voorwaarden en bepalingen inzake de beroepen welke door natuurlijke of rechtspersonen worden ingesteld tegen handelingen van deze organen of instanties waarmee rechtsgevolgen ten aanzien van hen worden beoogd. Het in dit artikel bedoelde beroep moet worden ingesteld binnen twee maanden te rekenen, al naar gelang van het geval, vanaf de dag van bekendmaking van de handeling, vanaf de dag van kennisgeving aan de verzoeker of, bij gebreke daarvan, vanaf de dag waarop de verzoeker van de handeling kennis heeft gekregen.
Uitleg in duidelijke taal
Het Hof van Justitie van de Europese Unie gaat de wettigheid na van de wetgevingshandelingen, van de handelingen van de Raad, van de Commissie en van de Europese Centrale Bank, voorzover het geen aanbevelingen of adviezen betreft, en van de handelingen van het Europees Parlement en de Europese Raad die beogen rechtsgevolgen ten aanzien van derden te hebben. Het gaat ook de wettigheid na van de handelingen van de organen of instanties van de Unie waarmee rechtsgevolgen ten aanzien van derden worden beoogd.
Dit betekent dat het Hof van Justitie van de Europese Unie controleert of wetgevingshandelingen en andere handelingen van de Raad, de Commissie en de Europese Centrale Bank wettig zijn. Dit geldt niet voor aanbevelingen of adviezen. Ook controleert het Hof de wettigheid van handelingen van het Europees Parlement en de Europese Raad die bedoeld zijn om juridische gevolgen te hebben voor derden. Ten slotte controleert het Hof ook de wettigheid van handelingen van organen of instanties van de Unie die beogen juridische gevolgen voor derden te hebben.
Te dien einde is het Hof bevoegd uitspraak te doen inzake elk door een lidstaat, het Europees Parlement, de Raad of de Commissie ingesteld beroep wegens onbevoegdheid, schending van wezenlijke vormvoorschriften, schending van de Verdragen of van enige uitvoeringsregeling daarvan, dan wel wegens misbruik van bevoegdheid.
Met dit doel kan het Hof een uitspraak doen over een beroep dat is ingesteld door een lidstaat, het Europees Parlement, de Raad of de Commissie. Zo'n beroep kan worden ingesteld op basis van de volgende gronden: onbevoegdheid, schending van belangrijke procedurele regels (wezenlijke vormvoorschriften), schending van de Verdragen of de regels die uitvoering geven aan de Verdragen, of misbruik van bevoegdheid.
Het Hof is onder dezelfde voorwaarden bevoegd uitspraak te doen inzake elk door de Rekenkamer, de Europese Centrale Bank of het Comité van de Regio’s ingesteld beroep dat op vrijwaring van hun prerogatieven is gericht.
Onder dezelfde voorwaarden heeft het Hof de bevoegdheid om een uitspraak te doen over een beroep dat is ingesteld door de Rekenkamer, de Europese Centrale Bank of het Comité van de Regio’s. Dit type beroep moet gericht zijn op het beschermen van hun specifieke rechten en bevoegdheden (prerogatieven).
Iedere natuurlijke of rechtspersoon kan onder de in de eerste en tweede alinea vastgestelde voorwaarden beroep instellen tegen handelingen die tot hem gericht zijn of die hem rechtstreeks en individueel raken, alsmede tegen regelgevingshandelingen die hem rechtstreeks raken en die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen.
Elke natuurlijke persoon (individu) of rechtspersoon (organisatie) kan, volgens de voorwaarden die in de eerste en tweede alinea zijn genoemd, beroep instellen tegen handelingen die specifiek tot hem zijn gericht. Dit geldt ook voor handelingen die hem direct en persoonlijk (rechtstreeks en individueel) raken. Daarnaast kan beroep worden ingesteld tegen regelgevingshandelingen die hem rechtstreeks raken en waarvoor geen verdere uitvoeringsmaatregelen nodig zijn.
De handelingen tot oprichting van organen en instanties van de Unie kunnen voorzien in bijzondere voorwaarden en bepalingen inzake de beroepen welke door natuurlijke of rechtspersonen worden ingesteld tegen handelingen van deze organen of instanties waarmee rechtsgevolgen ten aanzien van hen worden beoogd.
De officiële besluiten waarmee organen en instanties van de Unie worden opgericht, kunnen speciale voorwaarden en regels bevatten voor beroepen. Deze beroepen kunnen door natuurlijke personen of rechtspersonen worden ingesteld tegen handelingen van deze organen of instanties, als die handelingen bedoeld zijn om juridische gevolgen voor hen te hebben.
Het in dit artikel bedoelde beroep moet worden ingesteld binnen twee maanden te rekenen, al naar gelang van het geval, vanaf de dag van bekendmaking van de handeling, vanaf de dag van kennisgeving aan de verzoeker of, bij gebreke daarvan, vanaf de dag waarop de verzoeker van de handeling kennis heeft gekregen.
Het beroep waarover dit artikel spreekt, moet worden ingediend binnen een termijn van twee maanden. Deze termijn begint te lopen, afhankelijk van de situatie, vanaf de dag dat de handeling officieel is gepubliceerd (bekendmaking), vanaf de dag dat de handeling aan de indiener van het beroep (verzoeker) is meegedeeld (kennisgeving), of, als geen van beide van toepassing is, vanaf de dag dat de verzoeker op een andere manier kennis heeft gekregen van de handeling.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2019:1875
ECLI:NL:HR:2017:2820 - Prejudiciële vragen over toetsing EU-antidumpingverordening door nationale rechter
De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie over de omvang van rechterlijke toetsing van EU-antidumpingverordeningen. Centraal staan het recht op effectieve rechtsbescherming (art. 47 Handvest), de informatiepositie van justitiabelen en de informatieverplichting van EU-instellingen jegens de nationale rechter.