Artikel 2 (Categorieën EU-bevoegdheden en uitoefening)
1. In de gevallen waarin bij de Verdragen op een bepaald gebied een exclusieve bevoegdheid aan de Unie wordt toegedeeld, kan alleen de Unie wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen, en kunnen de lidstaten zulks slechts zelf doen als zij daartoe door de Unie gemachtigd zijn of ter uitvoering van de handelingen van de Unie.
2. In de gevallen waarin bij de Verdragen op een bepaald gebied een bevoegdheid aan de Unie wordt toegedeeld die zij met de lidstaten deelt, kunnen de Unie en de lidstaten wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid uit voor zover de Unie haar bevoegdheid niet heeft uitgeoefend. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid weer uit voor zover de Unie besloten heeft haar bevoegdheid niet meer uit te oefenen.
3. De lidstaten coördineren hun economisch en werkgelegenheidsbeleid overeenkomstig de in dit Verdrag gestelde nadere regels, die de Unie bevoegd is vast te stellen.
4. De Unie is bevoegd om, overeenkomstig het Verdrag betreffende de Europese Unie, een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te bepalen en te voeren, met inbegrip van de geleidelijke bepaling van een gemeenschappelijk defensiebeleid.
5. Op bepaalde gebieden en onder de bij de Verdragen gestelde voorwaarden is de Unie bevoegd om het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen, zonder evenwel de bevoegdheid van de lidstaten op die gebieden over te nemen.De juridisch bindende handelingen van de Unie die op grond van de bepalingen van de Verdragen over die gebieden worden vastgesteld, kunnen generlei harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inhouden.
6. De omvang en de voorwaarden voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Unie worden geregeld door de bepalingen van de Verdragen over ieder van die gebieden.
Uitleg in duidelijke taal
1. In de gevallen waarin bij de Verdragen op een bepaald gebied een exclusieve bevoegdheid aan de Unie wordt toegedeeld, kan alleen de Unie wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen, en kunnen de lidstaten zulks slechts zelf doen als zij daartoe door de Unie gemachtigd zijn of ter uitvoering van de handelingen van de Unie.
Dit lid bepaalt dat wanneer de Verdragen op een specifiek terrein een exclusieve bevoegdheid aan de Unie toekennen, uitsluitend de Unie de macht heeft om wetgevend op te treden en juridisch bindende handelingen vast te stellen. De lidstaten mogen dit alleen zelf doen indien zij hiervoor door de Unie gemachtigd zijn, of wanneer het dient ter uitvoering van de handelingen van de Unie.
2. In de gevallen waarin bij de Verdragen op een bepaald gebied een bevoegdheid aan de Unie wordt toegedeeld die zij met de lidstaten deelt, kunnen de Unie en de lidstaten wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid uit voor zover de Unie haar bevoegdheid niet heeft uitgeoefend. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid weer uit voor zover de Unie besloten heeft haar bevoegdheid niet meer uit te oefenen.
Dit lid legt uit dat wanneer de Verdragen aan de Unie een bevoegdheid toedelen die zij met de lidstaten deelt (gedeelde bevoegdheid), zowel de Unie als de lidstaten wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen mogen. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid uit slechts in de mate waarin de Unie haar eigen bevoegdheid niet heeft uitgeoefend. Indien de Unie besluit haar bevoegdheid niet meer uit te oefenen, dan mogen de lidstaten hun bevoegdheid opnieuw uitoefenen.
3. De lidstaten coördineren hun economisch en werkgelegenheidsbeleid overeenkomstig de in dit Verdrag gestelde nadere regels, die de Unie bevoegd is vast te stellen.
Dit lid stelt dat de lidstaten verplicht zijn hun economisch en werkgelegenheidsbeleid te coördineren. Deze coördinatie moet plaatsvinden overeenkomstig de in dit Verdrag gestelde nadere regels. De Unie is bevoegd om deze nadere regels vast te stellen.
4. De Unie is bevoegd om, overeenkomstig het Verdrag betreffende de Europese Unie, een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te bepalen en te voeren, met inbegrip van de geleidelijke bepaling van een gemeenschappelijk defensiebeleid.
Dit lid geeft aan dat de Unie bevoegd is om, in lijn met het Verdrag betreffende de Europese Unie, een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te bepalen en te voeren. Dit omvat tevens de geleidelijke bepaling van een gemeenschappelijk defensiebeleid.
5. Op bepaalde gebieden en onder de bij de Verdragen gestelde voorwaarden is de Unie bevoegd om het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen, zonder evenwel de bevoegdheid van de lidstaten op die gebieden over te nemen.De juridisch bindende handelingen van de Unie die op grond van de bepalingen van de Verdragen over die gebieden worden vastgesteld, kunnen generlei harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inhouden.
Dit lid bepaalt dat de Unie bevoegd is om op specifieke terreinen, en onder de voorwaarden die in de Verdragen zijn vastgelegd, het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen. Dit mag echter zonder evenwel de bevoegdheid van de lidstaten op die gebieden over te nemen. De juridisch bindende handelingen van de Unie die op basis van de Verdragen voor deze gebieden worden vastgesteld, mogen generlei harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inhouden (wat betekent dat zij niet mogen leiden tot het gelijkstellen van deze bepalingen).
6. De omvang en de voorwaarden voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Unie worden geregeld door de bepalingen van de Verdragen over ieder van die gebieden.
Dit lid stelt dat de omvang en de voorwaarden voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Unie worden geregeld door de bepalingen van de Verdragen die specifiek betrekking hebben op ieder van die gebieden.