Terug naar bibliotheek
Authentiek : NL
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
DERDE DEEL. HET BELEID EN INTERN OPTREDEN VAN DE UNIE
TITEL VII. GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS BETREFFENDE DE MEDEDINGING, DE BELASTINGEN EN DE ONDERLINGE AANPASSING VAN DE WETGEVINGEN
HOOFDSTUK 3. DE AANPASSING VAN DE WETGEVINGEN
Artikel 114

Artikel 114 (Onderlinge aanpassing wetgevingen interne markt)

Laatste versie

1. Tenzij in de Verdragen anders is bepaald, zijn de volgende bepalingen van toepassing voor de verwezenlijking van de doeleinden van artikel 26. Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité de maatregelen vast inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen.

2. Lid 1 is niet van toepassing op de fiscale bepalingen, op de bepalingen inzake het vrije verkeer van personen en op de bepalingen inzake de rechten en belangen van werknemers.

3. De Commissie zal bij haar in lid 1 bedoelde voorstellen op het gebied van de volksgezondheid, de veiligheid, de milieubescherming en de consumentenbescherming uitgaan van een hoog beschermingsniveau, daarbij in het bijzonder rekening houdend met alle nieuwe ontwikkelingen die op wetenschappelijke gegevens zijn gebaseerd. Ook het Europees Parlement en de Raad zullen binnen hun respectieve bevoegdheden deze doelstelling trachten te verwezenlijken.

4. Wanneer een lidstaat het, nadat door het Europees Parlement en de Raad, door de Raad of door de Commissie een harmonisatiemaatregel is genomen, noodzakelijk acht nationale bepalingen te handhaven die hun rechtvaardiging vinden in gewichtige eisen als bedoeld in artikel 36 of verband houdend met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, geeft hij zowel van die bepalingen als van de redenen voor het handhaven ervan, kennis aan de Commissie.

5. Wanneer een lidstaat het, nadat door het Europees Parlement en de Raad, door de Raad of door de Commissie een harmonisatiemaatregel is genomen, noodzakelijk acht, nationale bepalingen te treffen die gebaseerd zijn op nieuwe wetenschappelijke gegevens die verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu vanwege een specifiek probleem dat zich in die lidstaat heeft aangediend nadat de harmonisatiemaatregel is genomen, stelt hij de Commissie voorts, onverminderd lid 4, in kennis van de voorgenomen bepalingen en de redenen voor het vaststellen ervan.

6. Binnen zes maanden na de in de leden 4 en 5 bedoelde kennisgevingen keurt de Commissie de betrokken nationale bepalingen goed of wijst die af, nadat zij heeft nagegaan of zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten, of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.Indien de Commissie binnen deze termijn geen besluit neemt, worden de in lid 4 en lid 5 bedoelde nationale bepalingen geacht te zijn goedgekeurd.Indien het complexe karakter van de aangelegenheid zulks rechtvaardigt en er geen gevaar bestaat voor de gezondheid van de mens, kan de Commissie de betrokken lidstaat ervan in kennis stellen dat de in dit lid bedoelde termijn met ten hoogste zes maanden kan worden verlengd.

7. Indien een lidstaat krachtens lid 6 gemachtigd is om nationale bepalingen te handhaven of te treffen die afwijken van een harmonisatiemaatregel, onderzoekt de Commissie onverwijld of er een aanpassing van die maatregel moet worden voorgesteld.

8. Indien een lidstaat een specifiek probleem in verband met volksgezondheid aan de orde stelt op een gebied waarop eerder harmonisatiemaatregelen zijn genomen, brengt hij dit ter kennis van de Commissie, die onverwijld onderzoekt of zij passende maatregelen aan de Raad moet voorstellen.

9. In afwijking van de procedure van de artikelen 258 en 259 kan de Commissie of een lidstaat zich rechtstreeks tot het Hof van Justitie van de Europese Unie wenden indien zij/hij meent dat een andere lidstaat misbruik maakt van de in dit artikel bedoelde bevoegdheden.

10. Bovenbedoelde harmonisatiemaatregelen omvatten, in passende gevallen, een vrijwaringsclausule die de lidstaten machtigt om, op grond van één of meer van de in artikel 36 bedoelde niet-economische redenen, voorlopige maatregelen te treffen die aan een toetsingsprocedure van de Unie worden onderworpen.

Uitleg in duidelijke taal

1. Tenzij in de Verdragen anders is bepaald, zijn de volgende bepalingen van toepassing voor de verwezenlijking van de doeleinden van artikel 26. Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité de maatregelen vast inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen.

Dit lid bepaalt dat, behalve als de Verdragen een andere regeling voorschrijven, de hierna volgende bepalingen gelden om de doelstellingen van artikel 26 (betreffende de interne markt) te bereiken. Het Europees Parlement en de Raad nemen, via de gewone wetgevingsprocedure en na advies van het Economisch en Sociaal Comité, maatregelen aan. Deze maatregelen gaan over het op elkaar afstemmen (onderlinge aanpassing) van de wetten en administratieve regels (wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen) van de lidstaten die nodig zijn voor het opzetten en laten functioneren van de interne markt.

2. Lid 1 is niet van toepassing op de fiscale bepalingen, op de bepalingen inzake het vrije verkeer van personen en op de bepalingen inzake de rechten en belangen van werknemers.

Dit lid specificeert dat de bepalingen van lid 1 niet gelden voor fiscale regels (belastingen), regels over het vrije verkeer van personen, en regels die de rechten en belangen van werknemers betreffen.

3. De Commissie zal bij haar in lid 1 bedoelde voorstellen op het gebied van de volksgezondheid, de veiligheid, de milieubescherming en de consumentenbescherming uitgaan van een hoog beschermingsniveau, daarbij in het bijzonder rekening houdend met alle nieuwe ontwikkelingen die op wetenschappelijke gegevens zijn gebaseerd. Ook het Europees Parlement en de Raad zullen binnen hun respectieve bevoegdheden deze doelstelling trachten te verwezenlijken.

Dit lid stelt dat wanneer de Commissie voorstellen doet zoals bedoeld in lid 1, die betrekking hebben op volksgezondheid, veiligheid, milieubescherming en consumentenbescherming, zij moet streven naar een hoog beschermingsniveau. Hierbij moet de Commissie specifiek rekening houden met nieuwe ontwikkelingen die gebaseerd zijn op wetenschappelijke feiten. Het Europees Parlement en de Raad zullen, elk binnen hun eigen bevoegdheden, ook proberen dit hoge beschermingsniveau te bereiken.

4. Wanneer een lidstaat het, nadat door het Europees Parlement en de Raad, door de Raad of door de Commissie een harmonisatiemaatregel is genomen, noodzakelijk acht nationale bepalingen te handhaven die hun rechtvaardiging vinden in gewichtige eisen als bedoeld in artikel 36 of verband houdend met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, geeft hij zowel van die bepalingen als van de redenen voor het handhaven ervan, kennis aan de Commissie.

Dit lid beschrijft dat als een lidstaat, nadat een harmonisatiemaatregel (een EU-regel die wetgevingen gelijk trekt) is aangenomen door het Europees Parlement en de Raad, door de Raad, of door de Commissie, het nodig vindt om nationale regels te behouden (handhaven), dan moet deze lidstaat dit melden aan de Commissie. Deze nationale regels moeten gerechtvaardigd zijn door belangrijke eisen zoals genoemd in artikel 36 (bijvoorbeeld openbare zedelijkheid, openbare orde, openbare veiligheid, bescherming van gezondheid en leven van mensen, dieren of planten) of moeten te maken hebben met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu. De lidstaat moet zowel de nationale bepalingen zelf als de redenen voor het handhaven ervan aan de Commissie doorgeven.

5. Wanneer een lidstaat het, nadat door het Europees Parlement en de Raad, door de Raad of door de Commissie een harmonisatiemaatregel is genomen, noodzakelijk acht, nationale bepalingen te treffen die gebaseerd zijn op nieuwe wetenschappelijke gegevens die verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu vanwege een specifiek probleem dat zich in die lidstaat heeft aangediend nadat de harmonisatiemaatregel is genomen, stelt hij de Commissie voorts, onverminderd lid 4, in kennis van de voorgenomen bepalingen en de redenen voor het vaststellen ervan.

Dit lid stelt dat als een lidstaat, nadat een harmonisatiemaatregel is genomen, het nodig vindt om nieuwe nationale regels in te voeren (te treffen), dan moet deze lidstaat de Commissie hiervan op de hoogte stellen. Dit geldt onverminderd de procedure in lid 4. Deze nieuwe nationale regels moeten gebaseerd zijn op nieuwe wetenschappelijke gegevens en te maken hebben met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu. De noodzaak voor deze regels moet voortkomen uit een specifiek probleem dat in die lidstaat is ontstaan nadat de harmonisatiemaatregel is aangenomen. De lidstaat moet de Commissie informeren over de geplande regels en de redenen om deze vast te stellen.

6. Binnen zes maanden na de in de leden 4 en 5 bedoelde kennisgevingen keurt de Commissie de betrokken nationale bepalingen goed of wijst die af, nadat zij heeft nagegaan of zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten, of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.Indien de Commissie binnen deze termijn geen besluit neemt, worden de in lid 4 en lid 5 bedoelde nationale bepalingen geacht te zijn goedgekeurd.Indien het complexe karakter van de aangelegenheid zulks rechtvaardigt en er geen gevaar bestaat voor de gezondheid van de mens, kan de Commissie de betrokken lidstaat ervan in kennis stellen dat de in dit lid bedoelde termijn met ten hoogste zes maanden kan worden verlengd.

Dit lid bepaalt dat de Commissie binnen zes maanden na ontvangst van de meldingen genoemd in lid 4 en 5, moet beslissen of zij de betreffende nationale bepalingen goedkeurt of afwijst. Voordat de Commissie een besluit neemt, onderzoekt zij of de nationale bepalingen een middel zijn voor willekeurige discriminatie, een verborgen (verkapte) beperking van de handel tussen lidstaten, of een belemmering (hinderpaal) voor het functioneren van de interne markt. Als de Commissie binnen deze periode van zes maanden geen besluit neemt, worden de nationale bepalingen automatisch als goedgekeurd beschouwd. Als de zaak erg ingewikkeld is (complex karakter) en er geen risico is voor de menselijke gezondheid, kan de Commissie de lidstaat laten weten dat de beslistermijn met maximaal zes maanden wordt verlengd.

7. Indien een lidstaat krachtens lid 6 gemachtigd is om nationale bepalingen te handhaven of te treffen die afwijken van een harmonisatiemaatregel, onderzoekt de Commissie onverwijld of er een aanpassing van die maatregel moet worden voorgesteld.

Dit lid stelt dat als een lidstaat, op basis van lid 6, toestemming (machtiging) heeft gekregen om nationale bepalingen te behouden of in te voeren die afwijken van een EU-harmonisatiemaatregel, de Commissie direct (onverwijld) moet onderzoeken of het nodig is om een wijziging (aanpassing) van die EU-harmonisatiemaatregel voor te stellen.

8. Indien een lidstaat een specifiek probleem in verband met volksgezondheid aan de orde stelt op een gebied waarop eerder harmonisatiemaatregelen zijn genomen, brengt hij dit ter kennis van de Commissie, die onverwijld onderzoekt of zij passende maatregelen aan de Raad moet voorstellen.

Dit lid regelt dat als een lidstaat een specifiek probleem met betrekking tot de volksgezondheid signaleert binnen een sector waar al EU-harmonisatiemaatregelen gelden, de lidstaat de Commissie hiervan op de hoogte moet stellen. De Commissie onderzoekt dan direct (onverwijld) of zij geschikte (passende) maatregelen aan de Raad moet voorstellen.

9. In afwijking van de procedure van de artikelen 258 en 259 kan de Commissie of een lidstaat zich rechtstreeks tot het Hof van Justitie van de Europese Unie wenden indien zij/hij meent dat een andere lidstaat misbruik maakt van de in dit artikel bedoelde bevoegdheden.

Dit lid bepaalt dat, anders dan de standaardprocedures in artikelen 258 en 259 (inbreukprocedures), de Commissie of een lidstaat direct naar het Hof van Justitie van de Europese Unie kan stappen. Dit kan als de Commissie of de lidstaat van mening is dat een andere lidstaat de bevoegdheden die in dit artikel (artikel 114) worden gegeven, misbruikt.

10. Bovenbedoelde harmonisatiemaatregelen omvatten, in passende gevallen, een vrijwaringsclausule die de lidstaten machtigt om, op grond van één of meer van de in artikel 36 bedoelde niet-economische redenen, voorlopige maatregelen te treffen die aan een toetsingsprocedure van de Unie worden onderworpen.

Dit lid stelt dat de eerdergenoemde harmonisatiemaatregelen, wanneer dat gepast is, een vrijwaringsclausule moeten bevatten. Zo'n clausule geeft lidstaten de bevoegdheid (machtigt) om tijdelijke (voorlopige) maatregelen te nemen. Deze maatregelen moeten gebaseerd zijn op één of meer van de niet-economische redenen genoemd in artikel 36 (zoals openbare zedelijkheid, openbare orde, etc.) en zullen worden onderworpen aan een controleprocedure (toetsingsprocedure) van de Europese Unie.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:766 - Illegale handel in precursoren: geen 'marktdeelnemer', dus geen meldplicht

ECLI:NL:HR:2023:76630 mei 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een persoon die betrokken is bij illegale activiteiten met drugsprecursoren, zoals voorbereiding van een Opiumwetdelict, is geen 'marktdeelnemer' volgens Verordening 273/2004. Hierdoor rust op hem geen meldplicht voor verdachte transacties, wat een conflict met het nemo tenetur-beginsel voorkomt.

Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht, Financieel Economisch Strafrecht
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:769 - Illegale drugsprecursoren: geen marktdeelnemer, dus geen meldplicht

ECLI:NL:HR:2023:76930 mei 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een persoon die betrokken is bij illegale activiteiten met drugsprecursoren, zoals voorbereiding van Opiumwetdelicten, is geen ‘marktdeelnemer’ volgens Verordening 273/2004. Hierdoor rust de meldplicht uit die verordening niet op hem, wat een conflict met het nemo-teneturbeginsel voorkomt.

Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Europees Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2023:768 - Illegale precursorenhandel: geen 'marktdeelnemer', dus geen meldplicht

ECLI:NL:HR:2023:76830 mei 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een persoon die drugsprecursoren vervoert in het kader van een illegale, strafbare activiteit (Opiumwetdelict) kan niet worden aangemerkt als ‘marktdeelnemer’ volgens Verordening 273/2004. Hierdoor rust op hem geen meldplicht voor verdachte transacties, wat zelfincriminatie voorkomt.

Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht