Artikel 110 (Verbod discriminerende binnenlandse belastingen)
De lidstaten heffen op producten van de overige lidstaten, al dan niet rechtstreeks, geen hogere binnenlandse belastingen van welke aard ook dan die welke, al dan niet rechtstreeks, op gelijksoortige nationale producten worden geheven. Bovendien heffen de lidstaten op de producten van de overige lidstaten geen zodanige binnenlandse belastingen, dat daardoor andere producties zijdelings worden beschermd.
Uitleg in duidelijke taal
De lidstaten heffen op producten van de overige lidstaten, al dan niet rechtstreeks, geen hogere binnenlandse belastingen van welke aard ook dan die welke, al dan niet rechtstreeks, op gelijksoortige nationale producten worden geheven.
Dit betekent dat de lidstaten niet, direct (rechtstreeks
) of indirect, geen hogere binnenlandse belastingen
van welke soort (aard
) dan ook mogen opleggen (heffen
) aan producten van de overige lidstaten
dan de belastingen die zij, direct (rechtstreeks
) of indirect, heffen
op gelijksoortige nationale producten
.
Bovendien heffen de lidstaten op de producten van de overige lidstaten geen zodanige binnenlandse belastingen, dat daardoor andere producties zijdelings worden beschermd.
Daarnaast (Bovendien
) mogen de lidstaten op de producten van de overige lidstaten geen zodanige binnenlandse belastingen heffen
, die tot gevolg hebben (dat daardoor
) andere producties zijdelings worden beschermd
.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2020:63 - Bewijslast bij waardevermindering schadeauto voor berekening rest-BPM - 16 januari 2020
De belastingplichtige die stelt dat een uit een andere lidstaat afkomstige schadeauto een lagere waarde heeft, draagt de bewijslast voor de omvang van deze waardevermindering. Artikel 110 VWEU verzet zich niet tegen deze bewijslastverdeling. Een begroting van herstelkosten vertegenwoordigt niet automatisch de volledige waardevermindering.
ECLI:NL:HR:2019:1579 - Pleitbaar standpunt bij BPM-aangifte en de verzuimboete - 10 oktober 2019
Een belastingplichtige heeft een pleitbaar standpunt indien zijn uitleg van het Unierecht, naar objectieve maatstaven gemeten, juridisch verdedigbaar is. De rechter moet dit zelfstandig onderzoeken. Een geslaagd beroep hierop leidt tot vernietiging van de verzuimboete, ook als de materiële belastingaanslag in stand blijft.
ECLI:NL:HR:2017:847 - BPM-afschrijving Kampeerauto: referentievoertuig mag geen kale bestelbus zijn - 11 mei 2017
Voor de bepaling van de BPM-afschrijving op een geïmporteerde gebruikte kampeerauto moet worden uitgegaan van de waardedaling van een vergelijkbare kampeerauto, niet van een bestelauto zonder recreatieve voorzieningen. Er bestaan wezenlijke verschillen die een ander afschrijvingspatroon rechtvaardigen en dit is niet in strijd met artikel 110 VWEU.
ECLI:NL:HR:2020:331 - BPM-afschrijving: geen 'ex-rental' vermindering voor auto zonder verhuurverleden - 27 februari 2020
Een belastingplichtige mag bij de BPM-berekening via een koerslijst geen extra waardevermindering voor 'ex-rental' toepassen als de auto geen verhuurverleden heeft. Het discriminatieverbod (art. 110 VWEU) verplicht hier niet toe, omdat geen sprake is van gelijksoortige auto's.
ECLI:NL:HR:2022:640 - BPM-afschrijving kampeerauto: taxatierapport toegestaan als voertuig ontbreekt in koerslijst - 19 mei 2022
Voor de BPM-afschrijving mag de taxatiemethode worden gebruikt als een specifiek voertuig niet in een relevante koerslijst voorkomt. Het bestaan van 'lookalikes' in de lijst is onvoldoende om deze methode uit te sluiten. De bewijslast voor de afschrijving rust op de belastingplichtige.
ECLI:NL:HR:2014:3603 - Toerekening onrechtmatige wetgeving aan Inspecteur bij proceskostenvergoeding aangiftebelasting - 18 december 2014
Een te hoge voldoening op aangifte, gebaseerd op een keuzemogelijkheid in een wettelijke regeling die later in strijd met het Unierecht blijkt, is een aan de Inspecteur te wijten onrechtmatigheid. Dit onrechtmatig handelen van de wetgever komt voor rekening van de Inspecteur.
ECLI:NL:HR:2021:415 - BPM-heffing schadevoertuig: herstel vereist vóór waardevermindering en Unierecht - 25 maart 2021
BPM-vermindering voor een geïmporteerd schadevoertuig mag pas worden vastgesteld na herstel van essentiële gebreken. Deze regeling (art. 8, lid 3, Uitvoeringsregeling BPM) is niet in strijd met het EU-non-discriminatiebeginsel (art. 110 VWEU), omdat de heffing ziet op motorrijtuigen die geschikt zijn voor weggebruik.
ECLI:NL:HR:2016:833 - BPM en de grenzen van de vergoeding voor werkelijke proceskosten - 12 mei 2016
Het Unierechtelijke doeltreffendheidsbeginsel wordt niet geschonden door materiële wettelijke bepalingen. Een wanverhouding tussen de teruggaaf, de forfaitaire vergoeding en de werkelijke kosten is op zichzelf geen 'bijzondere omstandigheid' die een volledige proceskostenvergoeding rechtvaardigt onder het Besluit proceskosten bestuursrecht.
ECLI:NL:HR:2020:561 - BPM-heffing: officiële CO2-uitstoot van importauto is leidend, niet die van vergelijkbare auto's - 2 april 2020
De objectief vastgestelde CO2-uitstoot van een specifieke, geïmporteerde auto is een toegestane heffingsmaatstaf voor de bpm. Artikel 110 VWEU wordt niet geschonden als deze waarde hoger is dan die van vergelijkbare, reeds in Nederland geregistreerde auto's, omdat de CO2-uitstoot een vaststaand kenmerk is.
ECLI:NL:HR:2022:1277 - BPM-leeftijdskorting en proceskosten: geen vergoeding bij eigen keuze voor latere tenaamstelling - 22 september 2022
De verplichting om BPM vooruit te betalen is niet in strijd met het Unierecht. Een belastingplichtige die een extra leeftijdskorting krijgt na bezwaar, heeft geen recht op proceskostenvergoeding als de latere tenaamstelling een eigen keuze was en niet aan de overheid te wijten is.