Artikel 62a
1. Onze Minister stelt de vreemdeling, niet zijnde gemeenschapsonderdaan, die niet of niet langer rechtmatig verblijf heeft, schriftelijk in kennis van de verplichting Nederland uit eigen beweging te verlaten en van de termijn waarbinnen hij aan die verplichting moet voldoen, tenzij:
a. reeds eerder een terugkeerbesluit tegen de vreemdeling is uitgevaardigd en aan de daaruit voortvloeiende terugkeerverplichting niet is voldaan, b. de vreemdeling in bezit is van een door een andere lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf, of c. de vreemdeling door een andere lidstaat van de Europese Unie wordt teruggenomen op grond van een op 13 januari 2009 geldende bilaterale of multilaterale overeenkomst of regeling.
2. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, geldt als terugkeerbesluit en kan tevens een inreisverbod inhouden.
3. De vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt opgedragen zich onmiddellijk naar het grondgebied van de betrokken lidstaat te begeven. Indien dit bevel niet wordt nageleefd of indien om redenen van openbare orde of nationale veiligheid het onmiddellijke vertrek van vreemdeling is vereist, wordt tegen de vreemdeling een terugkeerbesluit uitgevaardigd.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2016:515 - Ongewenstverklaring en Terugkeerrichtlijn: Hoge Raad stelt prejudiciële vragen
De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie of een ongewenstverklaring van vóór de Terugkeerrichtlijn vervalt na vijf jaar en vanaf wanneer die termijn loopt: vanaf de uitvaardiging of pas na daadwerkelijk vertrek uit Nederland. De zaak wordt aangehouden.
ECLI:NL:HR:2018:2192 - Inreisverbod: strafbaar verblijf in EU vóór daadwerkelijk vertrek?
De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie van de EU of het illegaal verblijf van een vreemdeling strafbaar is op basis van een inreisverbod, terwijl deze persoon de EU nog niet heeft verlaten, gelet op het Ouhrami-arrest.