Artikel 62
1. Nadat tegen de vreemdeling, niet zijnde gemeenschapsonderdaan, een terugkeerbesluit is uitgevaardigd, dient hij Nederland uit eigen beweging binnen vier weken te verlaten.
2. Onze Minister kan de voor een vreemdeling geldende termijn, bedoeld in het eerste lid, verkorten, dan wel, in afwijking van het eerste lid, bepalen dat een vreemdeling Nederland onmiddellijk moet verlaten, indien:
a. een risico bestaat dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken; b. de aanvraag van de vreemdeling tot het verlenen van een verblijfsvergunning of tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning is afgewezen als kennelijk ongegrond of wegens het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens; of c. de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid.
3. Nadat het rechtmatig verblijf van de gemeenschapsonderdaan is geëindigd, dient hij Nederland uit eigen beweging binnen een maand na de kennisgeving daarvan te verlaten. Onze Minister kan deze termijn verkorten in naar behoren aangetoonde dringende gevallen.
4. Onze Minister kan de voor een vreemdeling geldende termijnen, bedoeld in het eerste en derde lid, verlengen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van het individuele geval. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de duur van de verlenging en worden de gevallen aangewezen waarin de termijn kan worden verlengd.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2016:515 - Ongewenstverklaring en Terugkeerrichtlijn: Hoge Raad stelt prejudiciële vragen
De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie of een ongewenstverklaring van vóór de Terugkeerrichtlijn vervalt na vijf jaar en vanaf wanneer die termijn loopt: vanaf de uitvaardiging of pas na daadwerkelijk vertrek uit Nederland. De zaak wordt aangehouden.
ECLI:NL:HR:2018:2192 - Inreisverbod: strafbaar verblijf in EU vóór daadwerkelijk vertrek?
De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie van de EU of het illegaal verblijf van een vreemdeling strafbaar is op basis van een inreisverbod, terwijl deze persoon de EU nog niet heeft verlaten, gelet op het Ouhrami-arrest.
ECLI:NL:HR:2017:239 - Inreisverbod en Terugkeerrichtlijn: motiveringseisen voor de strafrechter bij toetsing
De Hoge Raad oordeelt dat de strafrechter een inreisverbod marginaal toetst. Als de rechter oordeelt dat het verbod evident in strijd is met de Terugkeerrichtlijn, moet hij specifiek motiveren waarom er geen sprake is van een werkelijke, actuele en ernstige bedreiging voor de openbare orde.