Artikel 61
1. De vreemdeling die niet of niet langer rechtmatig verblijf heeft, dient Nederland uit eigen beweging te verlaten binnen de in artikel 62 bepaalde termijn.
2. Indien de werking van de beschikking, waarbij de aanvraag is afgewezen of de verblijfsvergunning is ingetrokken, is opgeschort, kan van de vreemdeling medewerking worden gevorderd aan de voorbereiding van het vertrek uit Nederland.
3. Het indienen van een klacht als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht schort de verplichting, bedoeld in het eerste lid, niet op.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2016:515 - Ongewenstverklaring en Terugkeerrichtlijn: Hoge Raad stelt prejudiciële vragen
De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie of een ongewenstverklaring van vóór de Terugkeerrichtlijn vervalt na vijf jaar en vanaf wanneer die termijn loopt: vanaf de uitvaardiging of pas na daadwerkelijk vertrek uit Nederland. De zaak wordt aangehouden.
ECLI:NL:HR:2013:BY3151
ECLI:NL:HR:2018:2192 - Inreisverbod: strafbaar verblijf in EU vóór daadwerkelijk vertrek?
De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie van de EU of het illegaal verblijf van een vreemdeling strafbaar is op basis van een inreisverbod, terwijl deze persoon de EU nog niet heeft verlaten, gelet op het Ouhrami-arrest.