Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 3. Verblijf
Afdeling 3. De verblijfsvergunning regulier
Paragraaf 2. De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd
Artikel 21

Artikel 21

Laatste versie

1. De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 van de vreemdeling die direct voorafgaande aan de aanvraag, gedurende vijf achtereenvolgende jaren rechtmatig verblijf heeft genoten als bedoeld in artikel 8, onder a, c, e, l, dan wel op grond van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, kan slechts worden afgewezen indien de vreemdeling:

a. al of niet tezamen met het gezinslid bij wie hij verblijft, niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan; b. onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de aanvraag tot het verlenen, wijzigen of verlengen zouden hebben geleid; c. bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd, dan wel hem ter zake de maatregel, bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, is opgelegd; d. een gevaar vormt voor de nationale veiligheid; e. zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft gevestigd; f. op de dag waarop de aanvraag is ontvangen, een verblijfsrecht van tijdelijke aard heeft; of g. niet heeft voldaan aan het bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen inburgeringsvereiste.

2. In afwijking van het eerste lid, wordt de aanvraag niet afgewezen op grond van het eerste lid, onder a, indien de vreemdeling gedurende een tijdvak van tien aaneengesloten jaren rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a of l, of op grond van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen heeft gehad.

3. In afwijking van het eerste lid, wordt de aanvraag niet afgewezen op grond van het eerste lid, onder a, indien de vreemdeling als minderjarige onder een beperking verband houdende met gezinshereniging rechtmatig verblijf heeft gehad en sindsdien zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft verplaatst en inmiddels 18 jaar is, tenzij de gezinsband werd verbroken binnen een jaar na verlening van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14.

4. Indien de vreemdeling in Nederland is geboren dan wel reeds voor zijn vierde levensjaar in Nederland verbleef en sindsdien zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft verplaatst en inmiddels 18 jaar is, kan de aanvraag in afwijking van het eerste lid slechts worden afgewezen op grond van het eerste lid, onder c of d. In afwijking van het eerste lid, behoeft het rechtmatig verblijf van de vreemdeling niet aaneengesloten te zijn. De aanvraag kan slechts worden afgewezen op grond van het eerste lid, onder c, indien de vreemdeling bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 22b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht of een misdrijf uit de Opiumwet waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld.

5. Onder een tijdvak als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel wordt verstaan een tijdvak onmiddellijk voorafgaande aan de dag waarop de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd is aangevraagd. Voor de berekening van het tijdvak wordt de periode van rechtmatig verblijf in Nederland vóór het bereiken van de achtjarige leeftijd buiten beschouwing gelaten.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de gronden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f. Daarbij kunnen andere gevallen dan bedoeld in het eerste tot en met vierde lid worden aangewezen waarin een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 kan worden verleend.

7. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, worden in ieder geval regels gesteld omtrent de inhoud van het inburgeringstraject en het te behalen niveau, alsmede omtrent de vrijstellingen en ontheffingen.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad53x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2192 - Inreisverbod: strafbaar verblijf in EU vóór daadwerkelijk vertrek?

ECLI:NL:HR:2018:219227 november 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie van de EU of het illegaal verblijf van een vreemdeling strafbaar is op basis van een inreisverbod, terwijl deze persoon de EU nog niet heeft verlaten, gelet op het Ouhrami-arrest.

Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
BestuursrechtVreemdelingenrecht, Europees Bestuursrecht
Hoge Raad39x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BL2854

ECLI:NL:HR:2010:BL285413 juli 2010Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtVreemdelingenrecht
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Hoge Raad17x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:617

ECLI:NL:HR:2018:61717 april 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:1893 - Strafbaar illegaal verblijf na inreisverbod: uitleg artikel 197 Sr

ECLI:NL:HR:2020:18931 december 2020Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

Artikel 197 Sr stelt illegaal verblijf strafbaar als de vreemdeling weet dat een inreisverbod is uitgevaardigd; het schenden van het verbod door her-inreizen is geen vereiste. De Hoge Raad vernietigt de veroordeling omdat de 'wetenschap' niet in de bewezenverklaring was opgenomen.

Internationaal PubliekrechtEuropees Recht, Mensenrechten
BestuursrechtVreemdelingenrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BW9199

ECLI:NL:HR:2012:BW919926 juni 2012Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
BestuursrechtVreemdelingenrecht
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BZ3791

ECLI:NL:HR:2013:BZ379121 mei 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BV8273

ECLI:NL:HR:2012:BV827310 april 2012Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BM6237

ECLI:NL:HR:2010:BM62371 juni 2010Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BL1455

ECLI:NL:HR:2010:BL145530 maart 2010Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2010:BN8204

ECLI:NL:HR:2010:BN820421 december 2010Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak