Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 3. Verblijf
Afdeling 3. De verblijfsvergunning regulier
Paragraaf 1. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd
Artikel 18

Artikel 18

Laatste versie

1. Een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 kan worden afgewezen indien:

a. de houder daarvan zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft gevestigd; b. de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding; c. de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid; d. de vreemdeling niet meer zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan dan wel de persoon bij wie de vreemdeling verblijft niet meer zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan; e. de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid; f. niet wordt voldaan aan de beperking waaronder de vergunning is verleend of een voorschrift dat aan de vergunning is verbonden; g. de vreemdeling voor een werkgever arbeid verricht, zonder dat aan de Wet arbeid vreemdelingen is voldaan; h. ten behoeve van het verblijf van de vreemdeling geen verklaring van een referent is overgelegd als bedoeld in artikel 2a, tweede lid; i. de vreemdeling niet heeft voldaan aan de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet inburgering 2021.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de toepassing van de gronden, bedoeld in het eerste lid.

Gerelateerde rechtspraak

Raad van State2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:1461 - Raad van State - 11 april 2024

ECLI:NL:RVS:2024:146111 april 2024Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:3580 - Raad van State - 3 september 2024

ECLI:NL:RVS:2024:35803 september 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:5964 - Rechtbank Den Haag - 16 april 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:596416 april 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:3132 - Rechtbank Den Haag - 29 februari 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:313229 februari 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:2285 - Raad van State - 5 juni 2024

ECLI:NL:RVS:2024:22855 juni 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:14280 - Rechtbank Den Haag - 29 augustus 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1428029 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:11248 - Rechtbank Den Haag - 17 juli 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1124817 juli 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:10492 - Rechtbank Den Haag - 1 juli 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:104921 juli 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:9754 - Rechtbank Den Haag - 17 juni 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:975417 juni 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:5457 - Rechtbank Den Haag - 3 april 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:54573 april 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak