Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 3. Verblijf
Afdeling 2. De verblijfsvergunning regulier
Paragraaf 2. Verlening onder beperking en voorschriften
Artikel 3.24aa

Artikel 3.24aa

Laatste versie

1. Als categorieën vreemdelingen, bedoeld in artikel 3.48, tweede lid, aanhef en onder b, van het Besluit, zijn aangewezen vreemdelingen met het volgende verblijfsdoel:

a. verblijf in het kader van remigratie op grond van de Remigratiewet; b. verblijf in het kader van verwesterde schoolgaande minderjarige vrouwen voor vreemdelingen met de Afghaanse nationaliteit; c. verblijf in het kader van plaatsing in een pleeggezin of instelling op verzoek van een ander land op grond van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996; d. verblijf als vreemdeling die zich in de terminale fase van een ziekte bevindt; e. verblijf op basis van de duurzaamheids- en proportionaliteitsbeoordeling van vreemdelingen aan wie artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen; f. verblijf als minderjarige vreemdeling met een kinderbeschermingsmaatregel; g. verblijf in het kader van beschermde getuige in het beschermingsprogramma van de politie; h. verblijf als mensenrechtenverdediger.

2. Als categorieën vreemdelingen, bedoeld in artikel 3.51, vierde lid, van het Besluit, zijn aangewezen vreemdelingen met het volgende verblijfdoel:

a. verblijf als oud-Nederlander in het kader van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, d en e van de Rijkswet op het Nederlanderschap; b. verblijf in het kader van de Afsluitingsregeling Definitieve Regeling langdurig verblijvende kinderen; c. verblijf wegens bijzondere individuele omstandigheden na verblijf als familie- of gezinslid; d. verblijf na verblijf als slachtoffer van mensenhandel die hiervan geen aangifte kan of wil doen; e. verblijf na verblijf als slachtoffer van (dreigend) eergerelateerd geweld of van (dreigend) huiselijk geweld; f. verblijf na verblijf als slachtoffer of slachtoffer-aangever van mensenhandel; g. verblijf na verblijf als getuige aangever van mensenhandel; h. verblijf in het kader van de uitoefening van het privéleven, bedoeld in artikel 8 EVRM; i. verblijf in het kader van plaatsing in een pleeggezin of instelling op verzoek van een ander land op grond van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996; j. verblijf als minderjarige vreemdeling met een kinderbeschermingsmaatregel; k. verblijf in het kader van beschermde getuige in het beschermingsprogramma van de politie; 1. verblijf van gezinsleden van houders van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ verleend na verblijf in het kader van medische behandeling; m. vervallen.