Artikel 15. De vrijheid van beroep en het recht te werken (Vrijheid van beroep en recht te werken)
1. Eenieder heeft het recht te werken en een vrijelijk gekozen of aanvaard beroep uit te oefenen.
2. Iedere burger van de Unie is vrij, in iedere lidstaat werk te zoeken, te werken, zich te vestigen en diensten te verrichten.
3. Onderdanen van derde landen die het toegestaan is op het grondgebied van de lidstaten te werken, hebben recht op arbeidsvoorwaarden die gelijkwaardig zijn aan die welke de burgers van de Unie genieten.
Uitleg in duidelijke taal
1. Eenieder heeft het recht te werken en een vrijelijk gekozen of aanvaard beroep uit te oefenen.
Dit betekent dat iedere persoon het recht heeft om te werken. Daarnaast heeft iedere persoon het recht om een beroep uit te oefenen dat hij of zij vrijelijk heeft gekozen of aanvaard.
2. Iedere burger van de Unie is vrij, in iedere lidstaat werk te zoeken, te werken, zich te vestigen en diensten te verrichten.
Dit houdt in dat elke burger van de Europese Unie de vrijheid heeft om in elke lidstaat van de Unie werk te zoeken, daadwerkelijk te werken, zich daar te vestigen en diensten te verrichten.
3. Onderdanen van derde landen die het toegestaan is op het grondgebied van de lidstaten te werken, hebben recht op arbeidsvoorwaarden die gelijkwaardig zijn aan die welke de burgers van de Unie genieten.
Dit bepaalt dat onderdanen van landen buiten de Europese Unie (derde landen), aan wie het is toegestaan om op het grondgebied van de lidstaten te werken, recht hebben op arbeidsvoorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de arbeidsvoorwaarden die de burgers van de Europese Unie genieten.