Terug naar bibliotheek
I. Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking
Artikel 3

Artikel 3

Laatste versie

1 Het is de advocaat, onverminderd het bepaalde in artikel 2 en de navolgende leden, slechts toegestaan de praktijk in dienstbetrekking uit te oefenen indien hij in dienst is bij een werkgever die de hoedanigheid heeft van:

a. in Nederland geschreven advocaat of advocaat die in zijn land van vestiging lid is van een door de Algemene Raad op de voet van art. 5 van de Samenwerkingsverordening 1993 erkende organisatie;

b. beoefenaar van een toegelaten vrij beroep;

c. samenwerkingsverband in de zin van de Samenwerkingsverordening 1993 waarvan de deelnemers allen zijn advocaat of de beoefenaar van een toegelaten vrij beroep;

d. praktijkrechtspersoon;

e. verzekeraar die uitsluitend de branche rechtsbijstandsverzekering uitoefent en als zodanig voldoet aan de in de Wet op het financieel toezicht gestelde voorwaarden of een juridisch zelfstandig schaderegelingskantoor in de zin van genoemde wet, of een daarmee vergelijkbare instelling, zolang is voldaan aan het in het vierde lid bepaalde;

f. organisatie met een ideële doelstelling, zolang deze voldoet aan het in artikel 6 bepaalde;

2 Het is de advocaat toegestaan de praktijk in dienstbetrekking uit te oefenen bij een andere werkgever dan de in het eerste lid bedoelde zolang hij binnen die dienstbetrekking uitsluitend optreedt voor die werkgever en de werkzaamheden in hoofdzaak zijn gericht op de uitoefening van de rechtspraktijk.

3 De praktijkuitoefening in dienstbetrekking bij een werkgever als bedoeld in het eerste lid, onder b, e, f en g alsmede het tweede lid is de advocaat slechts toegestaan op voorwaarde dat de werkgever zich conform de bepalingen van het als bijlage aan deze verordening gehechte Professioneel statuut voor de Advocaat in Dienstbetrekking jegens de advocaat heeft verbonden de onafhankelijke praktijkuitoefening te eerbiedigen en de ongestoorde naleving van de beroeps- en gedragsregels van de advocaat te bevorderen en zolang de werkgever en de advocaat hun verplichtingen uit hoofde van dat statuut daadwerkelijk nakomen. Een gelijke verplichting geldt voor de advocaat die de praktijk in dienstbetrekking uitoefent bij een werkgever als bedoeld in het eerste lid onder c en d indien de zeggenschap binnen het samenwerkingsverband onderscheidenlijk de praktijkrechtspersoon niet in meerderheid door advocaten wordt uitgeoefend.

4

a. De praktijkuitoefening in dienstbetrekking bij een werkgever als bedoeld in het eerste lid onder e is bovendien slechts toegestaan wanneer zij geschiedt ten behoeve van die werkgever of de bij die werkgever verzekerden, in het laatste geval echter uitsluitend zolang het de verzekerde in ieder geval vrij staat een advocaat van zijn keuze aan te wijzen zodra een advocaat wordt verzocht de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen, ongeacht of de gekozen advocaat binnen of buiten de organisatie van de werkgever werkzaam is.

b. De vrije advocaatkeuze als bedoeld in het vierde lid onder a, wordt door de advocaat schriftelijk aan de cliënt bevestigd òf met de als bijlage A aan deze verordening gehechte vergewisverklaring òf met een bevestiging van gelijke strekking.

5 De praktijkuitoefening in dienstbetrekking bij een werkgever met een ideële doelstelling als bedoeld in het eerste lid onder f is bovendien slechts toegestaan wanneer zij geschiedt ten behoeve van die werkgever of diens leden als zodanig, in het laatste geval echter uitsluitend zolang de door de advocaat verleende rechtsbijstand zich beperkt tot b. de behandeling van zaken waarvan naar hun aard aannemelijk is dat de wederpartij zich niet voor rechtsbijstand tot die werkgever kan wenden.

a. de behartiging van de belangen van de leden welke kunnen worden geacht te vallen binnen het kader van die ideële doelstelling zonder dat zij strijdig kunnen zijn met de belangen van andere leden en

b. de behandeling van zaken waarvan naar hun aard aannemelijk is dat de wederpartij zich niet voor rechtsbijstand tot die werkgever kan wenden.

6 De advocaat behoudt bij alle binnen de dienstbetrekking voorkomende werkzaamheden de hoedanigheid van advocaat en doet die hoedanigheid tegenover derden steeds duidelijk kenbaar zijn.

7 De praktijkuitoefening van een advocaat in dienstbetrekking bij een werkgever is slechts te verenigen met een door hem buiten die dienstbetrekking uitgeoefende praktijk zolang de advocaat in afdoende mate ervoor zorgdraagt dat geen belangenverstrengeling kan ontstaan, dat verwarring omtrent de hoedanigheid waarin hij optreedt is uitgesloten en dat de bepalingen van deze Verordening naar inhoud en strekking volledig worden nageleefd.

Details

[Regeling vervallen per 01-01-2015]