Terug naar bibliotheek
Vertaling : NL
Verdrag inzake de rechten van het kind
DEEL I
Artikel 23

Artikel 23 (Rechten en zorg gehandicapte kinderen)

Laatste versie

1. De Staten die partij zijn, erkennen dat een geestelijk of lichamelijk gehandicapt kind een volwaardig en behoorlijk leven dient te hebben, in omstandigheden die de waardigheid van het kind verzekeren, zijn zelfstandigheid bevorderen en zijn actieve deelneming aan het gemeenschapsleven vergemakkelijken.

2. De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het gehandicapte kind op bijzondere zorg, en stimuleren en waarborgen dat aan het daarvoor in aanmerking komende kind en degenen die verantwoordelijk zijn voor zijn of haar verzorging, afhankelijk van de beschikbare middelen, de bijstand wordt verleend die is aangevraagd en die passend is gezien de gesteldheid van het kind en de omstandigheden van de ouders of anderen die voor het kind zorgen.

3. Onder erkenning van de bijzondere behoeften van het gehandicapte kind, dient de in overeenstemming met het tweede lid geboden bijstand, wanneer mogelijk, gratis te worden verleend, rekening houdend met de financiële middelen van de ouders of anderen die voor het kind zorgen. Deze bijstand dient erop gericht te zijn te waarborgen dat het gehandicapte kind daadwerkelijk toegang heeft tot onderwijs, opleiding, voorzieningen voor gezondheidszorg en revalidatie, voorbereiding voor een beroep, en recreatiemogelijkheden, op een wijze die ertoe bijdraagt dat het kind een zo volledig mogelijke integratie in de maatschappij en persoonlijke ontwikkeling bereikt, met inbegrip van zijn of haar culturele en intellectuele ontwikkeling.

4. De Staten die partij zijn, bevorderen, in de geest van internationale samenwerking, de uitwisseling van passende informatie op het gebied van preventieve gezondheidszorg en van medische en psychologische behandeling van, en behandeling van functionele stoornissen bij, gehandicapte kinderen, met inbegrip van de verspreiding van en de toegang tot informatie betreffende revalidatiemethoden, onderwijs en beroepsopleidingen, met als doel de Staten die partij zijn, in staat te stellen hun vermogens en vaardigheden te verbeteren en hun ervaring op deze gebieden te verruimen. Wat dit betreft wordt in het bijzonder rekening gehouden met de behoeften van ontwikkelingslanden.

Uitleg in duidelijke taal

1. De Staten die partij zijn, erkennen dat een geestelijk of lichamelijk gehandicapt kind een volwaardig en behoorlijk leven dient te hebben, in omstandigheden die de waardigheid van het kind verzekeren, zijn zelfstandigheid bevorderen en zijn actieve deelneming aan het gemeenschapsleven vergemakkelijken.

Dit betekent dat de Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, erkennen dat een kind met een geestelijke of lichamelijke handicap het recht heeft op een volwaardig en fatsoenlijk leven. Dit leven moet plaatsvinden onder omstandigheden die de waardigheid van het kind garanderen, de zelfstandigheid van het kind stimuleren en het voor het kind eenvoudiger maken om actief deel te nemen aan de samenleving.

2. De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het gehandicapte kind op bijzondere zorg, en stimuleren en waarborgen dat aan het daarvoor in aanmerking komende kind en degenen die verantwoordelijk zijn voor zijn of haar verzorging, afhankelijk van de beschikbare middelen, de bijstand wordt verleend die is aangevraagd en die passend is gezien de gesteldheid van het kind en de omstandigheden van de ouders of anderen die voor het kind zorgen.

Dit houdt in dat de Staten die partij zijn bij het Verdrag, het recht van een gehandicapt kind op speciale (bijzondere) zorg erkennen. Zij zullen bevorderen en garanderen dat, voor zover de middelen beschikbaar zijn, aan het kind dat hiervoor in aanmerking komt en aan de personen die verantwoordelijk zijn voor de verzorging van het kind, de hulp (bijstand) wordt gegeven die is aangevraagd. Deze bijstand moet ook geschikt zijn, gelet op de toestand (gesteldheid) van het kind en de situatie (omstandigheden) van de ouders of andere personen die voor het kind zorgen.

3. Onder erkenning van de bijzondere behoeften van het gehandicapte kind, dient de in overeenstemming met het tweede lid geboden bijstand, wanneer mogelijk, gratis te worden verleend, rekening houdend met de financiële middelen van de ouders of anderen die voor het kind zorgen. Deze bijstand dient erop gericht te zijn te waarborgen dat het gehandicapte kind daadwerkelijk toegang heeft tot onderwijs, opleiding, voorzieningen voor gezondheidszorg en revalidatie, voorbereiding voor een beroep, en recreatiemogelijkheden, op een wijze die ertoe bijdraagt dat het kind een zo volledig mogelijke integratie in de maatschappij en persoonlijke ontwikkeling bereikt, met inbegrip van zijn of haar culturele en intellectuele ontwikkeling.

Dit betekent dat, met erkenning van de speciale (bijzondere) behoeften van een gehandicapt kind, de hulp (bijstand) die volgens het tweede lid wordt aangeboden, als dat kan (wanneer mogelijk), kosteloos (gratis) moet worden gegeven. Hierbij moet rekening worden gehouden met de financiële situatie (middelen) van de ouders of andere personen die voor het kind zorgen. Het doel van deze bijstand is ervoor te zorgen dat het gehandicapte kind daadwerkelijk toegang heeft tot onderwijs, opleiding, gezondheidszorgvoorzieningen, revalidatie, voorbereiding op een beroep en mogelijkheden voor ontspanning (recreatiemogelijkheden). Dit moet gebeuren op een manier die helpt (ertoe bijdraagt) dat het kind zo goed mogelijk kan meedoen (integratie) in de maatschappij en zich persoonlijk kan ontwikkelen, inclusief zijn of haar culturele en verstandelijke (intellectuele) ontwikkeling.

4. De Staten die partij zijn, bevorderen, in de geest van internationale samenwerking, de uitwisseling van passende informatie op het gebied van preventieve gezondheidszorg en van medische en psychologische behandeling van, en behandeling van functionele stoornissen bij, gehandicapte kinderen, met inbegrip van de verspreiding van en de toegang tot informatie betreffende revalidatiemethoden, onderwijs en beroepsopleidingen, met als doel de Staten die partij zijn, in staat te stellen hun vermogens en vaardigheden te verbeteren en hun ervaring op deze gebieden te verruimen. Wat dit betreft wordt in het bijzonder rekening gehouden met de behoeften van ontwikkelingslanden.

Dit houdt in dat de Staten die partij zijn, in het kader van (in de geest van) internationale samenwerking, de uitwisseling van geschikte (passende) informatie zullen stimuleren (bevorderen). Deze informatie gaat over preventieve gezondheidszorg, medische en psychologische behandeling, en de behandeling van functionele beperkingen (stoornissen) bij gehandicapte kinderen. Dit omvat ook het verspreiden van en het toegang geven tot informatie over revalidatietechnieken (methoden), onderwijs en beroepsopleidingen. Het doel hiervan is om de Staten die partij zijn, te helpen hun capaciteiten (vermogens) en deskundigheid (vaardigheden) te verbeteren en hun ervaring op deze terreinen uit te breiden (verruimen). In dit verband wordt specifiek (in het bijzonder) rekening gehouden met de noden (behoeften) van ontwikkelingslanden.