Terug naar bibliotheek
Vertaling : NL
Verdrag inzake de rechten van het kind
DEEL I
Artikel 18

Artikel 18 (Ouderlijke verantwoordelijkheid en staatsbijstand kinderzorg)

Laatste versie

1. De Staten die partij zijn, doen alles wat in hun vermogen ligt om de erkenning te verzekeren van het beginsel dat beide ouders de gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor de opvoeding en de ontwikkeling van het kind. Ouders of, al naar gelang het geval, wettige voogden, hebben de eerste verantwoordelijkheid voor de opvoeding en de ontwikkeling van het kind. Het belang van het kind is hun allereerste zorg.

2. Om de toepassing van de in dit Verdrag genoemde rechten te waarborgen en te bevorderen, verlenen de Staten die partij zijn passende bijstand aan ouders en wettige voogden bij de uitoefening van hun verantwoordelijkheden die de opvoeding van het kind betreffen, en waarborgen zij de ontwikkeling van instellingen, voorzieningen en diensten voor kinderzorg.

3. De Staten die partij zijn, nemen alle passende maatregelen om te waarborgen dat kinderen van werkende ouders recht hebben op gebruikmaking van diensten en voorzieningen voor kinderzorg waarvoor zij in aanmerking komen.

Uitleg in duidelijke taal

1. De Staten die partij zijn, doen alles wat in hun vermogen ligt om de erkenning te verzekeren van het beginsel dat beide ouders de gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor de opvoeding en de ontwikkeling van het kind. Ouders of, al naar gelang het geval, wettige voogden, hebben de eerste verantwoordelijkheid voor de opvoeding en de ontwikkeling van het kind. Het belang van het kind is hun allereerste zorg.

Dit betekent dat de landen die dit Verdrag hebben ondertekend (Staten die partij zijn) zich maximaal moeten inspannen (alles wat in hun vermogen ligt doen) om ervoor te zorgen dat het principe (beginsel) wordt erkend dat beide ouders samen de verantwoordelijkheid dragen voor de opvoeding en de ontwikkeling van het kind. De ouders, of, afhankelijk van de situatie (al naar gelang het geval), de wettige voogden, hebben de primaire (eerste) verantwoordelijkheid voor de opvoeding en de ontwikkeling van het kind. Het belang van het kind is daarbij voor hen de belangrijkste (allereerste) zorg.

2. Om de toepassing van de in dit Verdrag genoemde rechten te waarborgen en te bevorderen, verlenen de Staten die partij zijn passende bijstand aan ouders en wettige voogden bij de uitoefening van hun verantwoordelijkheden die de opvoeding van het kind betreffen, en waarborgen zij de ontwikkeling van instellingen, voorzieningen en diensten voor kinderzorg.

Dit houdt in dat de Staten die partij zijn, met het doel om de naleving (toepassing) van de in dit Verdrag genoemde rechten te garanderen (waarborgen) en te stimuleren (bevorderen), geschikte (passende) hulp (bijstand) moeten verlenen aan ouders en wettige voogden. Deze bijstand is bedoeld om hen te ondersteunen bij het uitvoeren (uitoefening) van hun verantwoordelijkheden met betrekking tot de opvoeding van het kind. Daarnaast moeten deze Staten zorgen voor (waarborgen) de totstandkoming en groei (ontwikkeling) van instellingen, faciliteiten (voorzieningen) en diensten die specifiek gericht zijn op kinderzorg.

3. De Staten die partij zijn, nemen alle passende maatregelen om te waarborgen dat kinderen van werkende ouders recht hebben op gebruikmaking van diensten en voorzieningen voor kinderzorg waarvoor zij in aanmerking komen.

Dit betekent dat de Staten die partij zijn, alle geschikte (passende) stappen (maatregelen) moeten ondernemen om te garanderen (waarborgen) dat kinderen van wie de ouders werken, het recht hebben om gebruik te maken van diensten en faciliteiten (voorzieningen) voor kinderzorg, op voorwaarde dat zij voldoen aan de criteria om daarvoor in aanmerking te komen.