Artikel 91 (Vaststelling EU vervoersmaatregelen)
1. Ter uitvoering van artikel 90 stellen het Europees Parlement en de Raad, met inachtneming van de bijzondere aspecten van het vervoer, volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, vast:
a. gemeenschappelijke regels voor internationaal vervoer vanuit of naar het grondgebied van een lidstaat of over het grondgebied van één of meer lidstaten; b. de voorwaarden waaronder vervoerondernemers worden toegelaten tot nationaal vervoer in een lidstaat waarin zij niet woonachtig zijn; c. de maatregelen die de veiligheid van het vervoer kunnen verbeteren; d. alle overige dienstige bepalingen.
2. Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde maatregelen wordt rekening gehouden met gevallen waarin de toepassing ervan ernstige gevolgen zou kunnen hebben voor de levensstandaard en de werkgelegenheid in bepaalde regio’s, en voor de exploitatie van de vervoersfaciliteiten.
Uitleg in duidelijke taal
1. Ter uitvoering van artikel 90 stellen het Europees Parlement en de Raad, met inachtneming van de bijzondere aspecten van het vervoer, volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, vast:
Dit betekent dat het Europees Parlement en de Raad, om artikel 90 uit te voeren, de hieronder genoemde zaken vaststellen. Zij doen dit volgens de gewone wetgevingsprocedure, na advies te hebben ingewonnen bij het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, en houden daarbij rekening met de specifieke kenmerken van het vervoer:
a. gemeenschappelijke regels voor internationaal vervoer vanuit of naar het grondgebied van een lidstaat of over het grondgebied van één of meer lidstaten;
Dit betreft gemeenschappelijke regels die van toepassing zijn op internationaal vervoer dat begint in, eindigt in, of door het grondgebied van een of meer lidstaten gaat.
b. de voorwaarden waaronder vervoerondernemers worden toegelaten tot nationaal vervoer in een lidstaat waarin zij niet woonachtig zijn;
Dit zijn de voorwaarden die bepalen onder welke omstandigheden vervoerbedrijven (vervoerondernemers) mogen opereren in het nationale vervoer van een lidstaat waar zij niet gevestigd zijn (niet woonachtig zijn).
c. de maatregelen die de veiligheid van het vervoer kunnen verbeteren;
Dit omvat de maatregelen die genomen kunnen worden om de veiligheid binnen de vervoerssector te verhogen.
d. alle overige dienstige bepalingen.
Dit betreft alle andere bepalingen die nuttig of passend worden geacht in het kader van het vervoersbeleid.
2. Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde maatregelen wordt rekening gehouden met gevallen waarin de toepassing ervan ernstige gevolgen zou kunnen hebben voor de levensstandaard en de werkgelegenheid in bepaalde regio’s, en voor de exploitatie van de vervoersfaciliteiten.
Dit lid schrijft voor dat wanneer de in lid 1 genoemde maatregelen worden vastgesteld, er rekening moet worden gehouden met situaties waarin de toepassing van deze maatregelen mogelijk ernstige negatieve effecten heeft op de levensstandaard en de werkgelegenheid in specifieke regio’s, en op de exploitatie van vervoersvoorzieningen.