Artikel 87 (Ontwikkeling en maatregelen EU politiële samenwerking)
1. De Unie ontwikkelt een vorm van politiële samenwerking waarbij alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten betrokken zijn, met inbegrip van de politie, de douane en andere gespecialiseerde wetshandhavingsdiensten die belast zijn met het voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten.
2. Voor de toepassing van lid 1 stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vast voor:
a. de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van relevante informatie; b. steun voor de opleiding van personeel, alsmede samenwerking betreffende de uitwisseling van personeel, apparatuur en onderzoek op het gebied van criminalistiek; c. gemeenschappelijke onderzoekstechnieken voor het opsporen van ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit.
3. De Raad kan volgens een bijzondere wetgevingsprocedure maatregelen vaststellen die betrekking hebben op de operationele samenwerking tussen de in dit artikel bedoelde autoriteiten. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.Is er geen eenparigheid, dan kan een groep van ten minste negen lidstaten verzoeken dat de ontwerp-maatregelen aan de Europese Raad wordt voorgelegd. In dat geval wordt de procedure in de Raad geschorst. Na bespreking, en in geval van consensus, verwijst de Europese Raad, binnen vier maanden na die schorsing, het ontwerp ter aanneming terug naar de Raad.Binnen dezelfde termijn, in geval van verschil van mening en indien ten minste negen lidstaten nauwere samenwerking wensen aan te gaan op grond van de betrokken ontwerp-maatregelen, stellen zij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie daarvan in kennis. In dat geval wordt de in artikelen 20, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en 329, lid 1, van dit Verdrag bedoelde machtiging tot nauwere samenwerking geacht te zijn verleend en zijn de bepalingen betreffende nauwere samenwerking van toepassing.De in de tweede en derde alinea bedoelde procedure is niet van toepassing op handelingen die een ontwikkeling vormen van het Schengenacquis.
Uitleg in duidelijke taal
1. De Unie ontwikkelt een vorm van politiële samenwerking waarbij alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten betrokken zijn, met inbegrip van de politie, de douane en andere gespecialiseerde wetshandhavingsdiensten die belast zijn met het voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten.
Dit betekent dat de Europese Unie (De Unie) een methode (vorm) van samenwerking tussen politiediensten (politiële samenwerking) ontwikkelt. Bij deze samenwerking zijn alle autoriteiten van de lidstaten die daartoe de bevoegdheid hebben (bevoegde autoriteiten) betrokken. Dit omvat (met inbegrip van) de politie, de douane en andere gespecialiseerde diensten voor wetshandhaving die de taak hebben (belast zijn met) het voorkomen, het opsporen en het onderzoeken van strafbare feiten.
2. Voor de toepassing van lid 1 stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vast voor:
Dit betekent dat om lid 1 (de ontwikkeling van politiële samenwerking) uit te voeren (Voor de toepassing van lid 1), het Europees Parlement en de Raad maatregelen vaststellen. Dit gebeurt volgens de standaardprocedure voor het maken van wetten (de gewone wetgevingsprocedure). Deze maatregelen zijn bedoeld voor:
a. de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van relevante informatie;
Dit betreft het verzamelen, bewaren (opslag), bewerken (verwerking), onderzoeken (analyse) en delen (uitwisseling) van informatie die van belang is (relevante informatie);
b. steun voor de opleiding van personeel, alsmede samenwerking betreffende de uitwisseling van personeel, apparatuur en onderzoek op het gebied van criminalistiek;
Dit betreft ondersteuning (steun) voor de opleiding van personeel, en ook (alsmede) samenwerking met betrekking tot (betreffende) de uitwisseling van personeel, materiaal (apparatuur) en onderzoek op het terrein (op het gebied van) van forensische wetenschap (criminalistiek);
c. gemeenschappelijke onderzoekstechnieken voor het opsporen van ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit.
Dit betreft gezamenlijke (gemeenschappelijke) methoden voor onderzoek (onderzoekstechnieken) om ernstige vormen van georganiseerde misdaad (criminaliteit) op te sporen.
3. De Raad kan volgens een bijzondere wetgevingsprocedure maatregelen vaststellen die betrekking hebben op de operationele samenwerking tussen de in dit artikel bedoelde autoriteiten. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.Is er geen eenparigheid, dan kan een groep van ten minste negen lidstaten verzoeken dat de ontwerp-maatregelen aan de Europese Raad wordt voorgelegd. In dat geval wordt de procedure in de Raad geschorst. Na bespreking, en in geval van consensus, verwijst de Europese Raad, binnen vier maanden na die schorsing, het ontwerp ter aanneming terug naar de Raad.Binnen dezelfde termijn, in geval van verschil van mening en indien ten minste negen lidstaten nauwere samenwerking wensen aan te gaan op grond van de betrokken ontwerp-maatregelen, stellen zij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie daarvan in kennis. In dat geval wordt de in artikelen 20, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en 329, lid 1, van dit Verdrag bedoelde machtiging tot nauwere samenwerking geacht te zijn verleend en zijn de bepalingen betreffende nauwere samenwerking van toepassing.De in de tweede en derde alinea bedoelde procedure is niet van toepassing op handelingen die een ontwikkeling vormen van het Schengenacquis.