Artikel 8
Indien, naar het recht van de verzoekende staat, de doodstraf is gesteld op het feit waarvoor de uitlevering is gevraagd, wordt de opgeëiste persoon niet uitgeleverd, tenzij naar het oordeel van Onze Minister voldoende is gewaarborgd dat die straf, zo een veroordeling daartoe mocht volgen, niet ten uitvoer zal worden gelegd.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2017:463 - Uitlevering, uitlokking en de rechterlijke toetsing van art. 6 EVRM
De Hoge Raad verduidelijkt de bevoegdheidsverdeling in uitleveringszaken. De uitleveringsrechter oordeelt over een voltooide schending van art. 6 EVRM bij uitlevering ter executie, maar in beginsel niet bij uitlevering ter vervolging, tenzij een effectief rechtsmiddel in de verzoekende staat ontbreekt.
ECLI:NL:HR:2014:1680
ECLI:NL:HR:1996:ZD0547
ECLI:NL:HR:2018:1426 - Uitlevering en Entrapment: Hoge Drempel voor Flagrante Schending Art. 6 EVRM
Een beroep op uitlokking (entrapment) en het verschil in juridische maatstaven tussen de aangezochte en verzoekende staat is onvoldoende om een dreigende flagrante schending van art. 6 EVRM aan te nemen. De uitleveringsrechter moet de beoordeling hiervan in beginsel overlaten aan de rechter in de verzoekende staat.
ECLI:NL:HR:2007:BA0875
ECLI:NL:HR:2001:AD4292
ECLI:NL:HR:2017:2323 - Uitlevering: taakverdeling rechter en minister bij gestelde EVRM-schendingen
De uitleveringsrechter beoordeelt voltooide EVRM-schendingen (art. 3, flagrante art. 6). Een dreigende schending is voor de Minister. De Hoge Raad handhaaft dit onderscheid en oordeelt dat een beroep op een voltooide schending concreet en met op de persoon betrekking hebbende stukken onderbouwd moet zijn.
ECLI:NL:HR:2004:AO8387
ECLI:NL:HR:2018:289 - Bevoegdheidsverdeling Uitleveringsrechter en Minister bij Dreigende Mensenrechtenschending
De beoordeling van een dreigende schending van art. 3 EVRM in een uitleveringszaak is voorbehouden aan de Minister. De uitleveringsrechter oordeelt slechts over een voltooide schending, of een dreigende flagrante schending van art. 6 EVRM.