Artikel 5
1. Uitlevering kan alleen worden toegestaan ten behoeve van:
a. een door autoriteiten van de verzoekende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een feit waarvoor, zowel naar het recht van de verzoekende staat als naar dat van Nederland, een vrijheidsstraf van een jaar, of van langere duur, kan worden opgelegd; b. de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van vier maanden, of van langere duur, door de opgeëiste persoon op het grondgebied van de verzoekende staat te ondergaan wegens een feit als onder a bedoeld.
2. Voor de toepassing van het voorgaande lid wordt onder een naar Nederlands recht strafbaar feit mede verstaan een feit waardoor inbreuk is gemaakt op de rechtsorde van de verzoekende staat, terwijl krachtens de Nederlandse wet een zelfde inbreuk op de Nederlandse rechtsorde of die van Bonaire, Sint Eustatius en Saba strafbaar is.
3. Indien, in het geval bedoeld in het eerste lid, onder b, de veroordeling tot vrijheidsstraf bij verstek heeft plaatsgevonden, kan de uitlevering slechts worden toegestaan, indien de opgeëiste persoon in voldoende mate in de gelegenheid is geweest of alsnog zal worden gesteld om zijn verdediging te voeren.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2004:AF6988
ECLI:NL:HR:2012:BW2489
ECLI:NL:HR:2018:1426 - Uitlevering en Entrapment: Hoge Drempel voor Flagrante Schending Art. 6 EVRM
Een beroep op uitlokking (entrapment) en het verschil in juridische maatstaven tussen de aangezochte en verzoekende staat is onvoldoende om een dreigende flagrante schending van art. 6 EVRM aan te nemen. De uitleveringsrechter moet de beoordeling hiervan in beginsel overlaten aan de rechter in de verzoekende staat.
ECLI:NL:HR:1986:AD7441
ECLI:NL:HR:1977:AB6982
ECLI:NL:HR:2014:3627
ECLI:NL:HR:1986:AD7440
ECLI:NL:HR:1986:AJ5302
ECLI:NL:HR:1986:AD7438
ECLI:NL:HR:2022:1195 - Uitleveringsverdrag 1898: Dynamische interpretatie en correcte kwalificatie dubbele strafbaarheid
De Hoge Raad oordeelt dat voor uitlevering op basis van een oud verdrag de strafbaarheid moet worden beoordeeld naar het recht ten tijde van het verzoek, niet ten tijde van het verdrag. Tevens corrigeert de Raad de juridische kwalificatie van het verstrekken van misleidende informatie.