Artikel 30
1. De uitspraak van de rechtbank wordt aan de opgeëiste persoon die bij de voorlezing daarvan niet tegenwoordig is geweest, betekend. Daarbij wordt hem kennis gegeven van het rechtsmiddel dat tegen de uitspraak openstaat, en van de termijn binnen welke dat rechtsmiddel kan worden aangewend.
2. De rechtbank zendt aan Onze Minister onverwijld een gewaarmerkt afschrift van haar uitspraak toe. Indien de uitlevering toelaatbaar is verklaard, doet zij het afschrift vergezeld gaan van haar advies omtrent het aan het verzoek tot uitlevering te geven gevolg. Een afschrift van het advies wordt door de griffier aan de opgeëiste persoon en diens raadsman ter hand gesteld of toegezonden.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2017:463 - Uitlevering, uitlokking en de rechterlijke toetsing van art. 6 EVRM
De Hoge Raad verduidelijkt de bevoegdheidsverdeling in uitleveringszaken. De uitleveringsrechter oordeelt over een voltooide schending van art. 6 EVRM bij uitlevering ter executie, maar in beginsel niet bij uitlevering ter vervolging, tenzij een effectief rechtsmiddel in de verzoekende staat ontbreekt.
ECLI:NL:HR:2014:1680
ECLI:NL:HR:2006:AV7387
ECLI:NL:HR:2012:BW2489
ECLI:NL:HR:2018:2019 - Uitlevering Marokko geweigerd wegens risico op oneerlijk proces (art. 6 EVRM)
Uitlevering is ontoelaatbaar bij een reëel gevaar op een flagrante schending van art. 6 EVRM, zoals het gebruik van door marteling verkregen bewijs, wanneer een effectief rechtsmiddel in de verzoekende staat ontbreekt en gegeven garanties te vaag zijn om dit gevaar af te wenden.
ECLI:NL:HR:2023:864 - Uitlevering Rwanda geweigerd wegens risico flagrante schending eerlijk proces
De Hoge Raad bekrachtigt het oordeel van de rechtbank om de uitlevering van een Rwandese politiek opponent te weigeren. De rechtbank heeft voldoende onderbouwd dat er een reëel risico is op een flagrante schending van het recht op een eerlijk proces zonder effectief rechtsmiddel.
ECLI:NL:HR:2018:1426 - Uitlevering en Entrapment: Hoge Drempel voor Flagrante Schending Art. 6 EVRM
Een beroep op uitlokking (entrapment) en het verschil in juridische maatstaven tussen de aangezochte en verzoekende staat is onvoldoende om een dreigende flagrante schending van art. 6 EVRM aan te nemen. De uitleveringsrechter moet de beoordeling hiervan in beginsel overlaten aan de rechter in de verzoekende staat.
ECLI:NL:HR:1985:AD5682
ECLI:NL:HR:2017:955
ECLI:NL:HR:2018:289 - Bevoegdheidsverdeling Uitleveringsrechter en Minister bij Dreigende Mensenrechtenschending
De beoordeling van een dreigende schending van art. 3 EVRM in een uitleveringszaak is voorbehouden aan de Minister. De uitleveringsrechter oordeelt slechts over een voltooide schending, of een dreigende flagrante schending van art. 6 EVRM.