Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk III. Procedure van uitlevering
Afdeling B. Behandeling van het verzoek tot uitlevering
Artikel 24Artikel 24
Laatste versie
1. Dadelijk na de ontvangst van de in artikel 23 bedoelde vordering bepaalt de voorzitter van de rechtbank, zoveel mogelijk bij voorrang, het tijdstip waarop de opgeëiste persoon door de rechtbank zal worden gehoord. Hij kan daarbij diens medebrenging bevelen.
2. De griffier van de rechtbank doet onverwijld aan de officier van justitie en aan de opgeëiste persoon mededeling van het voor het verhoor bepaalde tijdstip. Die mededeling - alsmede, zo een bevel tot medebrenging is gegeven, een afschrift van dat bevel - wordt aan de opgeëiste persoon betekend.
3. In geval de opgeëiste persoon geen raadsman heeft, geeft de voorzitter aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand last tot aanwijzing van een raadsman.
Gerelateerde rechtspraak
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken
ECLI:NL:HR:2003:AF6597
ECLI:NL:HR:2003:AF6597•10 juni 2003•Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Strafrecht•Internationaal Strafrecht, Strafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken
ECLI:NL:HR:2017:464
ECLI:NL:HR:2017:464•21 maart 2017•Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken
ECLI:NL:HR:2005:AU2694
ECLI:NL:HR:2005:AU2694•11 oktober 2005•Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken
ECLI:NL:HR:1986:AC9334
ECLI:NL:HR:1986:AC9334•29 april 1986•Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak