Artikel 96b (Doorzoeken vervoermiddel voor inbeslagneming)
1. In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, is de opsporingsambtenaar bevoegd ter inbeslagneming een vervoermiddel, met uitzondering van het woongedeelte zonder toestemming van de bewoner, te doorzoeken en zich daartoe de toegang tot dit vervoermiddel te verschaffen.
2. Indien zulks met het oog op de uitoefening van de in het eerste lid verleende bevoegdheid noodzakelijk is, kan de opsporingsambtenaar:
a. van de bestuurder van het vervoermiddel vorderen dat hij het vervoermiddel tot stilstand brengt, en b. het vervoermiddel vervolgens naar een daartoe door hem aangewezen plaats overbrengen of door de bestuurder laten overbrengen.
Uitleg in duidelijke taal
1. In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, is de opsporingsambtenaar bevoegd ter inbeslagneming een vervoermiddel, met uitzondering van het woongedeelte zonder toestemming van de bewoner, te doorzoeken en zich daartoe de toegang tot dit vervoermiddel te verschaffen.
Dit lid betekent letterlijk dat wanneer er sprake is van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit, of wanneer er een verdenking bestaat van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, de opsporingsambtenaar bevoegd is om, ter inbeslagneming, een vervoermiddel te doorzoeken. Een uitzondering hierop is het woongedeelte; dit mag niet worden doorzocht zonder toestemming van de bewoner. De opsporingsambtenaar is ook bevoegd zich voor deze doorzoeking de toegang tot dit vervoermiddel te verschaffen.
2. Indien zulks met het oog op de uitoefening van de in het eerste lid verleende bevoegdheid noodzakelijk is, kan de opsporingsambtenaar:
Dit betekent letterlijk dat, als het voor de uitoefening van de in het eerste lid verleende bevoegdheid (namelijk het doorzoeken van een vervoermiddel ter inbeslagneming) noodzakelijk is, de opsporingsambtenaar de volgende handelingen kan verrichten:
a. van de bestuurder van het vervoermiddel vorderen dat hij het vervoermiddel tot stilstand brengt, en
Dit houdt letterlijk in dat de opsporingsambtenaar van de bestuurder van het vervoermiddel kan vorderen (eisen) dat deze het vervoermiddel tot stilstand brengt.
b. het vervoermiddel vervolgens naar een daartoe door hem aangewezen plaats overbrengen of door de bestuurder laten overbrengen.
Dit betekent letterlijk dat de opsporingsambtenaar het vervoermiddel daarna (vervolgens) naar een plaats die door hem specifiek daarvoor is aangewezen, mag overbrengen, of mag laten overbrengen door de bestuurder.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2022:900 - Rechtmatigheid Ennetcom-data en rechterlijke machtiging voor gebruik in strafzaken
De Hoge Raad oordeelt dat Ennetcom-data, verkregen via een rechtshulpverzoek, rechtmatig is als voldaan wordt aan de door de buitenlandse rechter gestelde voorwaarden, zoals een Nederlandse rechterlijke machtiging. Het Wetboek van Strafvordering verzet zich niet tegen een dergelijke machtigingsprocedure.
ECLI:NL:HR:2018:487 - Toezichtsbevoegdheid Awb versus Opsporing: De Grens van Détournement de Pouvoir
Toezichtsbevoegdheden uit de Awb mogen niet worden ingezet voor handelingen die uitsluitend als opsporing kwalificeren. Een dergelijk vormverzuim leidt echter niet automatisch tot bewijsuitsluiting, zeker niet als het verweer daartoe onvoldoende is onderbouwd.
ECLI:NL:HR:2018:1960
ECLI:NL:HR:2016:743 - Weggerekend afval: de grenzen van voorbereidingshandelingen in de Opiumwet
Handelingen verricht na de voltooiing van een drugsdelict, zoals het weggooien van afval, vallen niet onder het strafbare voorbereiden of bevorderen van artikel 10a Opiumwet. De voorwerpen zijn dan niet meer 'bestemd tot het plegen van het feit'.
ECLI:NL:HR:2020:1155 - Awb-toezichtbevoegdheid mag niet uitsluitend voor strafrechtelijke opsporing worden ingezet
Bestuursrechtelijke toezichtbevoegdheden, zoals artikel 5:19 Awb, mogen niet worden gebruikt als de handeling uitsluitend als strafrechtelijke opsporing kan worden aangemerkt. Op grond van artikel 1:6 Awb is de Awb dan niet van toepassing, waardoor de bevoegdheidsuitoefening onrechtmatig is.
ECLI:NL:HR:2011:BP6043
ECLI:NL:HR:2023:1264 - Onrechtmatige doorzoeking leidt niet automatisch tot schending van het eerlijk proces
Een onrechtmatige doorzoeking (schending art. 8 EVRM) levert niet zonder meer een schending op van het recht op een eerlijk proces (art. 6 EVRM). Een hof dat bewijsuitsluiting toepast, moet specifiek motiveren waarom dit noodzakelijk is en niet met een lichtere sanctie kan worden volstaan.