Artikel 96 (Bevoegdheid opsporingsambtenaar inbeslagneming plaatsbetreding)
1. In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, is de opsporingsambtenaar bevoegd de daarvoor vatbare voorwerpen in beslag te nemen en daartoe elke plaats te betreden.
2. De opsporingsambtenaar kan, in afwachting van de komst van de rechter of ambtenaar die bevoegd is ter inbeslagneming de plaats te doorzoeken, de maatregelen nemen die redelijkerwijs nodig zijn om wegmaking, onbruikbaarmaking, onklaarmaking of beschadiging van voor inbeslagneming vatbare voorwerpen te voorkomen. Deze maatregelen kunnen de vrijheid van personen die zich ter plaatse bevinden beperken.
Uitleg in duidelijke taal
1. In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, is de opsporingsambtenaar bevoegd de daarvoor vatbare voorwerpen in beslag te nemen en daartoe elke plaats te betreden.
Dit betekent dat, indien er sprake is van een ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit, of indien er een verdenking bestaat van een misdrijf zoals omschreven in artikel 67, eerste lid, de opsporingsambtenaar bevoegd is om de voorwerpen die daarvoor vatbaar zijn in beslag te nemen en met dat doel elke plaats te betreden.
2. De opsporingsambtenaar kan, in afwachting van de komst van de rechter of ambtenaar die bevoegd is ter inbeslagneming de plaats te doorzoeken, de maatregelen nemen die redelijkerwijs nodig zijn om wegmaking, onbruikbaarmaking, onklaarmaking of beschadiging van voor inbeslagneming vatbare voorwerpen te voorkomen. Deze maatregelen kunnen de vrijheid van personen die zich ter plaatse bevinden beperken.
Dit betekent dat de opsporingsambtenaar, in de periode waarin wordt gewacht op de komst van de rechter of de ambtenaar die bevoegd is om de plaats te doorzoeken ten behoeve van inbeslagneming, de maatregelen mag nemen die redelijkerwijs nodig zijn. Het doel van deze maatregelen is het voorkomen van wegmaking, onbruikbaarmaking, onklaarmaking of beschadiging van voorwerpen die voor inbeslagneming vatbaar zijn. Het artikel stelt ook dat deze maatregelen de vrijheid van personen die zich op die plaats bevinden, kunnen beperken.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2017:584 - Smartphone-onderzoek: de grenzen van de opsporingsbevoegdheid onder artikel 94 Sv
Artikel 94 Sv is een onvoldoende wettelijke basis voor een smartphone-onderzoek dat een meer dan beperkte inbreuk op de privacy maakt. Voor zulk verstrekkend onderzoek is een machtiging van de officier van justitie of rechter-commissaris vereist, afhankelijk van de mate van inbreuk.
ECLI:NL:HR:2022:900 - Rechtmatigheid Ennetcom-data en rechterlijke machtiging voor gebruik in strafzaken
De Hoge Raad oordeelt dat Ennetcom-data, verkregen via een rechtshulpverzoek, rechtmatig is als voldaan wordt aan de door de buitenlandse rechter gestelde voorwaarden, zoals een Nederlandse rechterlijke machtiging. Het Wetboek van Strafvordering verzet zich niet tegen een dergelijke machtigingsprocedure.
ECLI:NL:HR:1994:AD2076
ECLI:NL:HR:2017:592 - Onderzoek smartphone: Hoge Raad stelt grenzen aan opsporingsbevoegdheid
De algemene opsporingsbevoegdheid van art. 94 Sv is onvoldoende voor een verstrekkend onderzoek van een smartphone. Voor een meer dan beperkte inbreuk op de privacy is een machtiging van de officier van justitie of rechter-commissaris vereist.
ECLI:NL:HR:2017:588 - Onderzoek smartphone: de reikwijdte van artikel 94 Sv en privacy
De Hoge Raad oordeelt dat artikel 94 Sv alleen een wettelijke grondslag biedt voor een smartphone-onderzoek als de inbreuk op de privacy beperkt is. Voor een ingrijpender onderzoek is een nadere wettelijke legitimatie vereist, zoals de tussenkomst van een officier van justitie of rechter-commissaris.
ECLI:NL:HR:2007:AZ3564
ECLI:NL:HR:2003:AH9998
ECLI:NL:HR:2003:AF4255
ECLI:NL:HR:2019:964
ECLI:NL:HR:2021:202 - Gedwongen ontgrendeling smartphone met vingerafdruk is rechtmatig
De bevoegdheid tot inbeslagneming (art. 94, 95, 96 Sv) vormt de wettelijke basis om een verdachte te dwingen zijn smartphone biometrisch te ontgrendelen. Dit is geen schending van het nemo tenetur-beginsel, omdat het gaat om het dulden van een onderzoeksmaatregel betreffende materiaal dat onafhankelijk van de wil bestaat.