Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel IV. Eenige bijzondere dwangmiddelen
afdeeling Derde . Inbeslagneming
§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 94c

Artikel 94c (Toepassing en afwijkingen Rv beslag 94a)

Laatste versie

Op het beslag, bedoeld in artikel 94a, is de vierde Titel van het Derde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing, behoudens dat: a. voor het leggen van het beslag geen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank vereist is, noch vrees voor verduistering behoeft te bestaan; b. een maximum bedrag waarvoor het recht tot verhaal zal worden uitgeoefend in het proces-verbaal van inbeslagneming of het beslagexploit dient te worden vermeld; c. geen overeenkomstige toepassing toekomt aan voorschriften omtrent termijnen waarbinnen na het beslag de eis in de hoofdzaak dient te zijn ingesteld; d. voor roerende zaken die geen registergoederen zijn en rechten aan toonder of order ook volstaan kan worden met het door een opsporingsambtenaar opmaken van een proces-verbaal van inbeslagneming en het afgeven van een bewijs van ontvangst aan degene bij wie de voorwerpen in beslag zijn genomen; e. het niet in acht nemen van termijnen waarbinnen betekening van het beslag moet plaatsvinden, buiten de gevallen van artikel 94b, onder 3°, geen nietigheid van het beslag meebrengt; f. geen overeenkomstige toepassing toekomt aan artikel 721 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; de officier van justitie geeft, zo de hoofdzaak na het beslag ter terechtzitting aanhangig wordt gemaakt, daarvan zo spoedig mogelijk aan de derde schriftelijk kennis; g. geen overeenkomstige toepassing toekomt aan artikel 722 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; h. op in beslag genomen roerende zaken die in bewaring worden genomen de artikelen 117 en 118 toepasselijk zijn; i. de beëindiging van het beslag met inachtneming van de bepalingen van dit Wetboek geschiedt.

Uitleg in duidelijke taal

Op het beslag, bedoeld in artikel 94a, is de vierde Titel van het Derde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing, behoudens dat:

Dit betekent dat op het beslag zoals omschreven in artikel 94a, de regels uit de vierde Titel van het Derde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op een vergelijkbare manier (van overeenkomstige toepassing) gelden, met uitzondering van (behoudens dat) de hierna volgende specifieke punten:

a. voor het leggen van het beslag geen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank vereist is, noch vrees voor verduistering behoeft te bestaan;

Dit houdt in dat voor het leggen van dit specifieke beslag geen voorafgaande toestemming (verlof) van de voorzieningenrechter van de rechtbank nodig is. Bovendien hoeft er geen concrete angst (vrees) te zijn dat de goederen waarop beslag wordt gelegd, zullen worden weggemaakt of verborgen (verduistering).

b. een maximum bedrag waarvoor het recht tot verhaal zal worden uitgeoefend in het proces-verbaal van inbeslagneming of het beslagexploit dient te worden vermeld;

Dit betekent dat in het officiële verslag van de inbeslagneming (proces-verbaal van inbeslagneming) of in het officiële document waarmee het beslag wordt gelegd (beslagexploit), een maximaal bedrag moet worden genoemd. Dit bedrag geeft aan tot welke hoogte men verwacht de vordering te kunnen verhalen via het beslag.

c. geen overeenkomstige toepassing toekomt aan voorschriften omtrent termijnen waarbinnen na het beslag de eis in de hoofdzaak dient te zijn ingesteld;

Dit houdt in dat de regels uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over de termijnen waarbinnen na een beslaglegging de hoofdprocedure (eis in de hoofdzaak) gestart moet zijn, hier niet op een vergelijkbare manier gelden.

d. voor roerende zaken die geen registergoederen zijn en rechten aan toonder of order ook volstaan kan worden met het door een opsporingsambtenaar opmaken van een proces-verbaal van inbeslagneming en het afgeven van een bewijs van ontvangst aan degene bij wie de voorwerpen in beslag zijn genomen;

Dit betekent dat voor de inbeslagneming van roerende zaken die niet in een openbaar register ingeschreven hoeven te worden (geen registergoederen zijn), en voor rechten die belichaamd zijn in een papier dat aan de houder (toonder) of een met name genoemde persoon (order) toebehoort, het voldoende is dat een opsporingsambtenaar een officieel verslag (proces-verbaal) van de inbeslagneming opmaakt. Daarnaast moet een bewijs van ontvangst worden gegeven aan de persoon bij wie de voorwerpen in beslag zijn genomen.

e. het niet in acht nemen van termijnen waarbinnen betekening van het beslag moet plaatsvinden, buiten de gevallen van artikel 94b, onder 3°, geen nietigheid van het beslag meebrengt;

Dit houdt in dat, behalve in de specifieke situaties genoemd in artikel 94b, onder 3°, het niet naleven van de termijnen voor de officiële bekendmaking (betekening) van het beslag er niet toe leidt dat het beslag ongeldig (nietig) wordt.

f. geen overeenkomstige toepassing toekomt aan artikel 721 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; de officier van justitie geeft, zo de hoofdzaak na het beslag ter terechtzitting aanhangig wordt gemaakt, daarvan zo spoedig mogelijk aan de derde schriftelijk kennis;

Dit betekent dat artikel 721 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hier niet op een vergelijkbare manier van toepassing is. Indien de hoofdzaak na het beslag bij de rechter wordt aangebracht (ter terechtzitting aanhangig wordt gemaakt), moet de officier van justitie een derde-beslagene hiervan zo snel mogelijk schriftelijk op de hoogte stellen (kennis geven).

g. geen overeenkomstige toepassing toekomt aan artikel 722 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

Dit houdt in dat artikel 722 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hier niet op een vergelijkbare manier van toepassing is.

h. op in beslag genomen roerende zaken die in bewaring worden genomen de artikelen 117 en 118 toepasselijk zijn;

Dit betekent dat wanneer roerende zaken in beslag zijn genomen en vervolgens in bewaring worden genomen, de bepalingen van de artikelen 117 en 118 van dit Wetboek (van Strafvordering) van toepassing zijn.

i. de beëindiging van het beslag met inachtneming van de bepalingen van dit Wetboek geschiedt.

Dit houdt in dat het beslag wordt beëindigd volgens de regels en procedures die zijn vastgelegd in dit Wetboek (van Strafvordering).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad29x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:3065 - Beslag op paarden disproportioneel bij voldoende overwaarde onroerend goed

ECLI:NL:HR:2017:30655 december 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat een conservatoir beslag op bedrijfsmiddelen (paarden) disproportioneel kan zijn als beslagen onroerend goed met overwaarde al voldoende zekerheid biedt voor de ontnemingsvordering. De rechter moet de belangen van de klager, zoals de voortzetting van de bedrijfsvoering, meewegen.

StrafrechtStrafprocesrecht, Financieel Economisch Strafrecht
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AU4691

ECLI:NL:HR:2006:AU469131 januari 2006Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:200

ECLI:NL:HR:2018:20013 februari 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2019:1591 - Vordering conservatoir beslag: specificatie concrete voorwerpen niet altijd verplicht

ECLI:NL:HR:2019:159115 oktober 2019Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat een vordering tot machtiging voor conservatoir beslag niet altijd de concrete voorwerpen hoeft te specificeren. Wel moet de officier van justitie zo duidelijk mogelijk de aard van het voorgenomen beslag vermelden.

StrafrechtStrafprocesrecht, Financieel Economisch Strafrecht
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BA7675

ECLI:NL:HR:2008:BA767519 februari 2008Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Financieel Economisch Strafrecht
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2005:AS8833

ECLI:NL:HR:2005:AS883313 september 2005Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2005:AS8830

ECLI:NL:HR:2005:AS883013 september 2005Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1996:ZD0345

ECLI:NL:HR:1996:ZD03459 januari 1996Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak