Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel IV. Eenige bijzondere dwangmiddelen
Tweede afdeeling. Voorloopige hechtenis
§ 1. Bevelen tot voorloopige hechtenis
Artikel 75

Artikel 75 (Voorlopige hechtenis na beroep einduitspraak)

Laatste versie

1. Na de aantekening van beroep van de einduitspraak worden de bevelen tot gevangenneming, gevangenhouding dan wel verlenging daarvan gegeven door de rechter in hoogste feitelijke aanleg. De artikelen 65, tweede lid, 66, tweede lid, en 67 tot en met 69, zijn op deze bevelen van overeenkomstige toepassing. Een op artikel 67 gegrond bevel kan ook worden gegeven of verlengd op de grond dat in het bestreden vonnis een vrijheidsbenemende straf of maatregel is opgelegd van ten minste even lange duur als de door de verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd na verlenging.

2. Behoudens de gevallen bedoeld in artikel 66a, eerste lid, kunnen bevelen tot gevangenneming voor de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting slechts worden gegeven indien alsnog ernstige bezwaren tegen de verdachte zijn gerezen. Onder ernstige bezwaren kan tevens een veroordelend vonnis in de vorige feitelijke aanleg worden begrepen.

3. Een bevel dat ingevolge artikel 66, tweede lid, voortduurt, kan door de rechter in hoogste feitelijke aanleg, vóór de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, op vordering van het openbaar ministerie worden verlengd met ten hoogste honderdtwintig dagen. De geldigheidsduur van een dergelijk bevel kan tweemaal worden verlengd, met dien verstande dat de duur van het bevel tot gevangenneming of gevangenhouding en de verlengingen daarvan tezamen een periode van honderdtachtig dagen, te rekenen vanaf de datum van de einduitspraak in eerste aanleg, niet te boven gaan. De verdachte wordt in de gelegenheid gesteld op de vordering te worden gehoord.

4. Zolang het onderzoek op de terechtzitting in hoogste feitelijke aanleg nog niet is aangevangen, kan de voorlopige hechtenis slechts worden verlengd, indien in vorige feitelijke aanleg een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is opgelegd van welke de tenuitvoerlegging ten minste even lang duurt als de door de verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd na verlenging, dan wel indien een maatregel welke vrijheidsbeneming medebrengt of kan medebrengen onvoorwaardelijk is opgelegd. De voorlopige hechtenis kan evenwel worden verlengd, wanneer beroep is ingesteld tegen een einduitspraak, houdende onbevoegdverklaring waarbij is bepaald dat het bevel tot voorlopige hechtenis van kracht blijft.

5. Na de einduitspraak in hoogste feitelijke aanleg blijft, onverminderd het bepaalde in het laatste lid van dit artikel, het bevel van kracht totdat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. In geval een einduitspraak als bedoeld in het vierde lid, laatste volzin, wordt vernietigd, kan de rechter bepalen dat het bevel van kracht blijft overeenkomstig artikel 72, zesde lid.

6. Buiten de gevallen voorzien in artikel 72, heft de rechter in hoogste feitelijke aanleg het bevel op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf, tenzij een maatregel die vrijheidsbeneming medebrengt of kan medebrengen onvoorwaardelijk is opgelegd.

7. Voor de toepassing van het vierde en zesde lid van dit artikel wordt onder de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd begrepen: de tijd gedurende welke de verdachte in verzekering was gesteld.

8. Indien de Hoge Raad de zaak overeenkomstig artikel 440, tweede lid, terugwijst of verwijst, blijft, onverminderd het bepaalde in het zesde lid, het bevel gedurende dertig dagen daarna van kracht.

Uitleg in duidelijke taal

1. Na de aantekening van beroep van de einduitspraak worden de bevelen tot gevangenneming, gevangenhouding dan wel verlenging daarvan gegeven door de rechter in hoogste feitelijke aanleg. De artikelen 65, tweede lid, 66, tweede lid, en 67 tot en met 69, zijn op deze bevelen van overeenkomstige toepassing. Een op artikel 67 gegrond bevel kan ook worden gegeven of verlengd op de grond dat in het bestreden vonnis een vrijheidsbenemende straf of maatregel is opgelegd van ten minste even lange duur als de door de verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd na verlenging.

Dit betekent letterlijk: Nadat beroep is aangetekend tegen de einduitspraak, worden de bevelen tot gevangenneming, gevangenhouding of de verlenging van deze bevelen gegeven door de rechter die oordeelt in de hoogste feitelijke instantie. De artikelen 65, tweede lid, 66, tweede lid, en 67 tot en met 69 zijn op deze bevelen op een vergelijkbare manier van toepassing. Een bevel dat gebaseerd is op artikel 67 kan ook worden gegeven of verlengd als in het vonnis waartegen beroep is ingesteld (het bestreden vonnis) een vrijheidsbenemende straf of maatregel is opgelegd die minstens even lang duurt als de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht na een eerdere verlenging.

2. Behoudens de gevallen bedoeld in artikel 66a, eerste lid, kunnen bevelen tot gevangenneming voor de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting slechts worden gegeven indien alsnog ernstige bezwaren tegen de verdachte zijn gerezen. Onder ernstige bezwaren kan tevens een veroordelend vonnis in de vorige feitelijke aanleg worden begrepen.

Dit betekent letterlijk: Met uitzondering van de situaties die genoemd worden in artikel 66a, eerste lid, kunnen bevelen tot gevangenneming voordat het onderzoek op de terechtzitting begint, alleen worden gegeven als er nieuwe ernstige bezwaren tegen de verdachte zijn ontstaan. Een veroordelend vonnis in de eerdere feitelijke instantie kan ook worden beschouwd als een ernstig bezwaar.

3. Een bevel dat ingevolge artikel 66, tweede lid, voortduurt, kan door de rechter in hoogste feitelijke aanleg, vóór de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, op vordering van het openbaar ministerie worden verlengd met ten hoogste honderdtwintig dagen. De geldigheidsduur van een dergelijk bevel kan tweemaal worden verlengd, met dien verstande dat de duur van het bevel tot gevangenneming of gevangenhouding en de verlengingen daarvan tezamen een periode van honderdtachtig dagen, te rekenen vanaf de datum van de einduitspraak in eerste aanleg, niet te boven gaan. De verdachte wordt in de gelegenheid gesteld op de vordering te worden gehoord.

Dit betekent letterlijk: Een bevel tot voorlopige hechtenis dat op grond van artikel 66, tweede lid, nog geldig is, kan door de rechter in de hoogste feitelijke instantie, voordat het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep begint, op verzoek (vordering) van het openbaar ministerie worden verlengd met maximaal honderdtwintig dagen. De geldigheidsduur van zo'n bevel kan twee keer worden verlengd. Daarbij geldt dat de totale duur van het bevel tot gevangenneming of gevangenhouding, inclusief de verlengingen, niet langer mag zijn dan honderdtachtig dagen, gerekend vanaf de datum van de einduitspraak in eerste aanleg. De verdachte krijgt de kans om zijn mening te geven over dit verzoek tot verlenging.

4. Zolang het onderzoek op de terechtzitting in hoogste feitelijke aanleg nog niet is aangevangen, kan de voorlopige hechtenis slechts worden verlengd, indien in vorige feitelijke aanleg een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is opgelegd van welke de tenuitvoerlegging ten minste even lang duurt als de door de verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd na verlenging, dan wel indien een maatregel welke vrijheidsbeneming medebrengt of kan medebrengen onvoorwaardelijk is opgelegd. De voorlopige hechtenis kan evenwel worden verlengd, wanneer beroep is ingesteld tegen een einduitspraak, houdende onbevoegdverklaring waarbij is bepaald dat het bevel tot voorlopige hechtenis van kracht blijft.

Dit betekent letterlijk: Zolang het onderzoek op de terechtzitting in de hoogste feitelijke instantie nog niet is begonnen, kan de voorlopige hechtenis alleen worden verlengd als in de vorige feitelijke instantie een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is opgelegd waarvan de uitvoering minstens even lang duurt als de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht na een verlenging. Dit geldt ook als er een onvoorwaardelijke maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming met zich meebrengt of kan meebrengen. De voorlopige hechtenis kan echter ook worden verlengd als er beroep is ingesteld tegen een einduitspraak waarin de rechter zich onbevoegd heeft verklaard, maar waarbij wel is besloten dat het bevel tot voorlopige hechtenis geldig blijft.

5. Na de einduitspraak in hoogste feitelijke aanleg blijft, onverminderd het bepaalde in het laatste lid van dit artikel, het bevel van kracht totdat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. In geval een einduitspraak als bedoeld in het vierde lid, laatste volzin, wordt vernietigd, kan de rechter bepalen dat het bevel van kracht blijft overeenkomstig artikel 72, zesde lid.

Dit betekent letterlijk: Nadat de einduitspraak is gedaan in de hoogste feitelijke instantie, blijft het bevel tot voorlopige hechtenis van kracht totdat de uitspraak onherroepelijk is geworden (in kracht van gewijsde is gegaan). Dit geldt onverminderd wat in het laatste lid van dit artikel staat. Als een einduitspraak, zoals genoemd in de laatste zin van het vierde lid (de onbevoegdverklaring waarbij het bevel van kracht bleef), wordt vernietigd, kan de rechter beslissen dat het bevel tot voorlopige hechtenis geldig blijft, in overeenstemming met artikel 72, zesde lid.

6. Buiten de gevallen voorzien in artikel 72, heft de rechter in hoogste feitelijke aanleg het bevel op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf, tenzij een maatregel die vrijheidsbeneming medebrengt of kan medebrengen onvoorwaardelijk is opgelegd.

Dit betekent letterlijk: Behalve in de gevallen die in artikel 72 worden genoemd, zal de rechter in de hoogste feitelijke instantie het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen vanaf het moment dat de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis gelijk is aan de duur van de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf. Dit geldt niet als er een onvoorwaardelijke maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming met zich meebrengt of kan meebrengen.

7. Voor de toepassing van het vierde en zesde lid van dit artikel wordt onder de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd begrepen: de tijd gedurende welke de verdachte in verzekering was gesteld.

Dit betekent letterlijk: Bij de toepassing van het vierde en zesde lid van dit artikel wordt onder de tijd die in voorlopige hechtenis is doorgebracht, ook de tijd meegerekend gedurende welke de verdachte in verzekering was gesteld.

8. Indien de Hoge Raad de zaak overeenkomstig artikel 440, tweede lid, terugwijst of verwijst, blijft, onverminderd het bepaalde in het zesde lid, het bevel gedurende dertig dagen daarna van kracht.

Dit betekent letterlijk: Als de Hoge Raad de zaak terugwijst of verwijst naar een lagere rechter, zoals bepaald in artikel 440, tweede lid, blijft het bevel tot voorlopige hechtenis nog dertig dagen geldig. Dit geldt onverminderd wat in het zesde lid van dit artikel is bepaald.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad48x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1994:AD2076

ECLI:NL:HR:1994:AD207629 maart 1994Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:1662

ECLI:NL:HR:2021:16629 november 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:516

ECLI:NL:HR:2021:51613 april 2021Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:1611

ECLI:NL:HR:2014:16118 juli 2014Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AF2318

ECLI:NL:HR:2003:AF231815 april 2003Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1319 - Bevoegdheid opheffing dadelijke uitvoerbaarheid: Zittingsrechter én raadkamer bevoegd

ECLI:NL:HR:2022:131927 september 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat onder “de rechter die kennisneemt van het beroep” in artikel 6:6:6 Sv niet alleen de zittingsrechter, maar ook de raadkamer van het gerechtshof moet worden verstaan. De raadkamer is dus bevoegd om te beslissen over een verzoek tot opheffing of schorsing.

StrafrechtStrafprocesrecht, Penitentiair Strafrecht
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2004:AO2265

ECLI:NL:HR:2004:AO226510 februari 2004Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2023:1560

ECLI:NL:HR:2023:156014 november 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak