Artikel 69 (Opheffing voorlopige hechtenis door rechtbank)
1. Het bevel tot voorlopige hechtenis kan door de rechtbank worden opgeheven. Zij kan dit doen ambtshalve of op het verzoek van de verdachte, dan wel - voor zover het een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding betreft - op de voordracht van de rechter-commissaris of op de vordering van de officier van justitie.
2. De verdachte die voor de eerste maal opheffing verzoekt, wordt, tenzij de rechtbank reeds aanstonds tot inwilliging besluit, op het verzoek gehoord, althans opgeroepen.
3. In afwachting van de beslissing van de rechtbank op een verzoek, een voordracht of een vordering tot het opheffen van een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding, kan de officier van justitie de invrijheidstelling van de verdachte gelasten. Beslist de rechtbank afwijzend, dan wordt het bevel onverwijld verder ten uitvoer gelegd.
Uitleg in duidelijke taal
1. Het bevel tot voorlopige hechtenis kan door de rechtbank worden opgeheven. Zij kan dit doen ambtshalve of op het verzoek van de verdachte, dan wel - voor zover het een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding betreft - op de voordracht van de rechter-commissaris of op de vordering van de officier van justitie.
Dit betekent dat de rechtbank de bevoegdheid heeft om een bevel tot voorlopige hechtenis te beëindigen. De rechtbank kan dit op eigen initiatief (ambtshalve) doen, of naar aanleiding van een verzoek van de verdachte. Als het specifiek een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding betreft, kan de opheffing ook plaatsvinden op basis van een voorstel (voordracht) van de rechter-commissaris of een eis (vordering) van de officier van justitie.
2. De verdachte die voor de eerste maal opheffing verzoekt, wordt, tenzij de rechtbank reeds aanstonds tot inwilliging besluit, op het verzoek gehoord, althans opgeroepen.
Dit houdt in dat wanneer een verdachte voor de eerste keer verzoekt om de opheffing van de voorlopige hechtenis, deze verdachte over dit verzoek zal worden gehoord, of ten minste daarvoor zal worden opgeroepen. Een uitzondering hierop is als de rechtbank direct (reeds aanstonds) besluit het verzoek in te willigen.
3. In afwachting van de beslissing van de rechtbank op een verzoek, een voordracht of een vordering tot het opheffen van een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding, kan de officier van justitie de invrijheidstelling van de verdachte gelasten. Beslist de rechtbank afwijzend, dan wordt het bevel onverwijld verder ten uitvoer gelegd.
Dit betekent dat terwijl wordt gewacht op de beslissing van de rechtbank over een verzoek, een voorstel (voordracht) of een eis (vordering) om een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding op te heffen, de officier van justitie de opdracht kan geven (gelasten) om de verdachte vrij te laten (invrijheidstelling). Indien de rechtbank het verzoek, de voordracht of de vordering afwijst, dan wordt het oorspronkelijke bevel direct (onverwijld) verder uitgevoerd (ten uitvoer gelegd).