Artikel 68 (Duur en geldigheid bevel voorlopige hechtenis)
1. De termijn gedurende welke een bevel tot voorlopige hechtenis van kracht is, loopt niet gedurende de tijd dat de verdachte zich aan de verdere tenuitvoerlegging van het bevel heeft onttrokken of uit anderen hoofde rechtens van zijn vrijheid is beroofd. Ondergaat evenwel de verdachte op het tijdstip dat het bevel tot voorlopige hechtenis wordt gegeven een vrijheidsstraf, dan wordt de tenuitvoerlegging van de straf van rechtswege geschorst zolang het bevel van kracht is. De in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd wordt in dat geval zoveel mogelijk in mindering gebracht op die straf.
2. Wanneer binnen de in het eerste lid, eerste volzin, bedoelde termijn een bezwaarschrift overeenkomstig artikel 262 is ingediend, blijft het bevel, – onverminderd het bepaalde in artikel 66, tweede lid, – van kracht totdat dertig dagen zijn verstreken sedert de dag waarop onherroepelijk op het bezwaarschrift is beslist.
3. Ingeval de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 262 de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting heeft uitgesteld, kan de rechtbank op vordering van de officier van justitie bepalen dat het bevel tot voorlopige hechtenis van kracht blijft gedurende een door haar te bepalen termijn van ten hoogste dertig dagen, ingaande op de dag waarop de geldigheidsduur van het bevel tot gevangenneming of gevangenhouding is verstreken.
4. Indien na het uitstel van de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting alsnog overeenkomstig het bepaalde in artikel 262, eerste lid, tegen de dagvaarding een bezwaarschrift wordt ingediend, vindt het tweede lid overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. De termijn gedurende welke een bevel tot voorlopige hechtenis van kracht is, loopt niet gedurende de tijd dat de verdachte zich aan de verdere tenuitvoerlegging van het bevel heeft onttrokken of uit anderen hoofde rechtens van zijn vrijheid is beroofd. Ondergaat evenwel de verdachte op het tijdstip dat het bevel tot voorlopige hechtenis wordt gegeven een vrijheidsstraf, dan wordt de tenuitvoerlegging van de straf van rechtswege geschorst zolang het bevel van kracht is. De in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd wordt in dat geval zoveel mogelijk in mindering gebracht op die straf.
Dit lid bepaalt dat de periode waarin een bevel tot voorlopige hechtenis geldig (van kracht) is, niet doorloopt (loopt niet) gedurende de tijd dat de verdachte zich heeft onttrokken aan de verdere uitvoering (tenuitvoerlegging) van dat bevel, of wanneer de verdachte om een andere reden (uit anderen hoofde) rechtens van zijn vrijheid is beroofd. Als de verdachte echter op het moment dat het bevel tot voorlopige hechtenis wordt gegeven al een vrijheidsstraf ondergaat, dan wordt de tenuitvoerlegging van die straf automatisch (van rechtswege) opgeschort (geschorst) zolang het bevel van kracht is. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt in die situatie zoveel mogelijk afgetrokken (in mindering gebracht) van die straf.
2. Wanneer binnen de in het eerste lid, eerste volzin, bedoelde termijn een bezwaarschrift overeenkomstig artikel 262 is ingediend, blijft het bevel, – onverminderd het bepaalde in artikel 66, tweede lid, – van kracht totdat dertig dagen zijn verstreken sedert de dag waarop onherroepelijk op het bezwaarschrift is beslist.
Dit lid stelt dat indien binnen de termijn die in de eerste zin van het eerste lid wordt genoemd, een bezwaarschrift overeenkomstig artikel 262 is ingediend, het bevel tot voorlopige hechtenis van kracht blijft. Dit geldt ongeacht (onverminderd) wat er in artikel 66, tweede lid, is bepaald. Het bevel blijft van kracht totdat er dertig dagen zijn verstreken vanaf de dag waarop er definitief (onherroepelijk) op het bezwaarschrift is beslist.
3. Ingeval de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 262 de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting heeft uitgesteld, kan de rechtbank op vordering van de officier van justitie bepalen dat het bevel tot voorlopige hechtenis van kracht blijft gedurende een door haar te bepalen termijn van ten hoogste dertig dagen, ingaande op de dag waarop de geldigheidsduur van het bevel tot gevangenneming of gevangenhouding is verstreken.
Dit lid beschrijft dat in het geval de rechtbank, conform het bepaalde in artikel 262, de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting heeft uitgesteld, de rechtbank op vordering van de officier van justitie kan bepalen dat het bevel tot voorlopige hechtenis van kracht blijft. Dit geldt voor een door de rechtbank te bepalen termijn van maximaal dertig dagen. Deze termijn start op de dag nadat de geldigheidsduur van het bevel tot gevangenneming of gevangenhouding is afgelopen.
4. Indien na het uitstel van de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting alsnog overeenkomstig het bepaalde in artikel 262, eerste lid, tegen de dagvaarding een bezwaarschrift wordt ingediend, vindt het tweede lid overeenkomstige toepassing.
Dit lid bepaalt dat indien na het uitstel van de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting alsnog een bezwaarschrift tegen de dagvaarding wordt ingediend, zoals bepaald in artikel 262, eerste lid, het tweede lid van dit huidige artikel op een vergelijkbare wijze (overeenkomstige toepassing) geldt.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2011:BQ6723
ECLI:NL:HR:2014:1611
ECLI:NL:HR:2008:BD4875
ECLI:NL:HR:2018:2351 - Gevangenneming voor nieuw feit tijdens lopende voorlopige hechtenis is toegestaan
De Hoge Raad oordeelt dat een rechter de gevangenneming van een verdachte kan bevelen voor een nieuw feit, ook als die verdachte al in voorlopige hechtenis zit voor een ander feit. Art. 65 lid 2 Sv staat hier niet aan in de weg.