Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel IV. Eenige bijzondere dwangmiddelen
Tweede afdeeling. Voorloopige hechtenis
§ 1. Bevelen tot voorloopige hechtenis
Artikel 67a

Artikel 67a (Gronden voorlopige hechtenis)

Laatste versie

1. Een op artikel 67 gegrond bevel kan slechts worden gegeven:

a. indien uit bepaalde gedragingen van de verdachte, of uit bepaalde, hem persoonlijk betreffende omstandigheden, blijkt van ernstig gevaar voor vlucht; b. indien uit bepaalde omstandigheden blijkt van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, welke de onverwijlde vrijheidsbeneming vordert.

2. Een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid kan voor de toepassing van het vorige lid slechts in aanmerking worden genomen:

1°. indien er sprake is van verdenking van een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en de rechtsorde ernstig door dat feit is geschokt; 2°. indien er ernstig rekening mede moet worden gehouden, dat de verdachte een misdrijf zal begaan:

waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld ofwaardoor de veiligheid van de staat of de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht, dan wel algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan;

3°. indien er sprake is van verdenking van een der misdrijven omschreven in de artikelen 285, 300, 310, 311, 321, 322, 323a, 326, 326a, 326e, 350, 416, 417bis, 420bis of 420quater van het Wetboek van Strafrecht, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de dag waarop de verdachte wegens een van deze misdrijven onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf is veroordeeld dan wel bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd en voorts er ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een van die misdrijven zal begaan; 4°. indien er sprake is van verdenking van een van de misdrijven omschreven in de artikelen 141, 157, 285, 300 tot en met 303 of 350 van het Wetboek van Strafrecht, begaan op een voor het publiek toegankelijke plaats, dan wel gericht tegen personen met een publieke taak, waardoor maatschappelijke onrust is ontstaan en de berechting van het misdrijf uiterlijk binnen een termijn van zeventien dagen en achttien uur na aanhouding van de verdachte zal plaatsvinden; 5°. indien de voorlopige hechtenis in redelijkheid noodzakelijk is voor het, anders dan door verklaringen van de verdachte, aan de dag brengen van de waarheid.

3. Een bevel tot voorlopige hechtenis blijft achterwege, wanneer ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat aan de verdachte in geval van veroordeling geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel zal worden opgelegd, dan wel dat hij bij tenuitvoerlegging van het bevel langere tijd van zijn vrijheid beroofd zou blijven dan de duur van de straf of maatregel.

4. Onder onherroepelijke veroordeling als bedoeld in het tweede lid, onder 3°, wordt mede verstaan een onherroepelijke veroordeling door een strafrechter in een andere lidstaat van de Europese Unie wegens soortgelijke feiten.

5. Onder personen met een publieke taak zijn begrepen: personen die ten behoeve van het publiek en in het algemeen belang een hulp- of dienstverlenende taak vervullen.

Uitleg in duidelijke taal

1. Een op artikel 67 gegrond bevel kan slechts worden gegeven:

Dit betekent dat een bevel tot voorlopige hechtenis, dat gebaseerd is op artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering, alleen mag worden uitgevaardigd onder de hierna volgende voorwaarden.

a. indien uit bepaalde gedragingen van de verdachte, of uit bepaalde, hem persoonlijk betreffende omstandigheden, blijkt van ernstig gevaar voor vlucht;

Dit houdt in dat een dergelijk bevel kan worden gegeven als specifieke handelingen van de verdachte, of specifieke omstandigheden die de verdachte persoonlijk aangaan, aantonen dat er een serieus risico bestaat dat de verdachte zal vluchten.

b. indien uit bepaalde omstandigheden blijkt van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, welke de onverwijlde vrijheidsbeneming vordert.

Dit betekent dat een bevel kan worden gegeven als uit specifieke omstandigheden een zwaarwegende reden voortkomt die verband houdt met de veiligheid van de maatschappij, en deze reden vereist dat de verdachte onmiddellijk van zijn vrijheid wordt beroofd.

2. Een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid kan voor de toepassing van het vorige lid slechts in aanmerking worden genomen:

Dit lid specificeert wanneer een zwaarwegende reden van maatschappelijke veiligheid, zoals genoemd in lid 1 sub b, mag worden gebruikt om voorlopige hechtenis te bevelen.

1°. indien er sprake is van verdenking van een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en de rechtsorde ernstig door dat feit is geschokt;

Dit is het geval als de verdachte wordt verdacht van een strafbaar feit waarvoor de wet een gevangenisstraf van twaalf jaar of langer voorschrijft, en dit feit de rechtsorde ernstig heeft geschokt.

2°. indien er ernstig rekening mede moet worden gehouden, dat de verdachte een misdrijf zal begaan:

Dit is het geval als er een serieuze verwachting bestaat dat de verdachte een misdrijf zal plegen.

waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld ofwaardoor de veiligheid van de staat of de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht, dan wel algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan;

Dit specificieert het type misdrijf: een misdrijf waarvoor de wet een gevangenisstraf van zes jaar of langer voorschrijft, óf een misdrijf waardoor de veiligheid van de staat, de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan komen, óf waardoor algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan.

3°. indien er sprake is van verdenking van een der misdrijven omschreven in de artikelen 285, 300, 310, 311, 321, 322, 323a, 326, 326a, 326e, 350, 416, 417bis, 420bis of 420quater van het Wetboek van Strafrecht, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de dag waarop de verdachte wegens een van deze misdrijven onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf is veroordeeld dan wel bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd en voorts er ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een van die misdrijven zal begaan;

Dit is het geval als de verdachte wordt verdacht van een van de specifiek genoemde misdrijven (artikelen 285, 300, etc. Wetboek van Strafrecht), en er nog geen vijf jaar voorbij zijn sinds de verdachte onherroepelijk is veroordeeld voor een van deze misdrijven tot een vrijheidsstraf, vrijheidsbeperkende maatregel, of taakstraf (ook via een strafbeschikking), én er bovendien een serieuze verwachting bestaat dat de verdachte opnieuw een van deze misdrijven zal plegen (recidivegevaar).

4°. indien er sprake is van verdenking van een van de misdrijven omschreven in de artikelen 141, 157, 285, 300 tot en met 303 of 350 van het Wetboek van Strafrecht, begaan op een voor het publiek toegankelijke plaats, dan wel gericht tegen personen met een publieke taak, waardoor maatschappelijke onrust is ontstaan en de berechting van het misdrijf uiterlijk binnen een termijn van zeventien dagen en achttien uur na aanhouding van de verdachte zal plaatsvinden;

Dit is het geval bij verdenking van specifieke misdrijven (artikelen 141, etc. Wetboek van Strafrecht) die zijn gepleegd op een openbare plaats of gericht zijn tegen personen met een publieke taak, waardoor maatschappelijke onrust is ontstaan. Een extra voorwaarde is dat de rechtszaak (berechting) uiterlijk binnen zeventien dagen en achttien uur na de aanhouding van de verdachte zal plaatsvinden (snelrecht).

5°. indien de voorlopige hechtenis in redelijkheid noodzakelijk is voor het, anders dan door verklaringen van de verdachte, aan de dag brengen van de waarheid.

Dit is het geval als voorlopige hechtenis redelijkerwijs nodig is om de waarheid te achterhalen, waarbij deze waarheidsvinding niet gebaseerd mag zijn op verklaringen van de verdachte zelf (onderzoeksbelang).

3. Een bevel tot voorlopige hechtenis blijft achterwege, wanneer ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat aan de verdachte in geval van veroordeling geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel zal worden opgelegd, dan wel dat hij bij tenuitvoerlegging van het bevel langere tijd van zijn vrijheid beroofd zou blijven dan de duur van de straf of maatregel.

Dit betekent dat geen bevel tot voorlopige hechtenis wordt gegeven als er een serieuze kans bestaat dat de verdachte, bij een eventuele veroordeling, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een maatregel die vrijheidsbeneming inhoudt, opgelegd zal krijgen. Dit geldt ook als de voorlopige hechtenis langer zou duren dan de uiteindelijke straf of maatregel (anticipatiegebod).

4. Onder onherroepelijke veroordeling als bedoeld in het tweede lid, onder 3°, wordt mede verstaan een onherroepelijke veroordeling door een strafrechter in een andere lidstaat van de Europese Unie wegens soortgelijke feiten.

Dit verduidelijkt dat een onherroepelijke veroordeling, zoals genoemd in lid 2, punt 3°, ook een onherroepelijke veroordeling door een rechter in een ander EU-land voor vergelijkbare feiten omvat.

5. Onder personen met een publieke taak zijn begrepen: personen die ten behoeve van het publiek en in het algemeen belang een hulp- of dienstverlenende taak vervullen.

Dit definieert 'personen met een publieke taak' als personen die voor het publiek en in het algemeen belang een taak uitoefenen die gericht is op hulp of dienstverlening.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad48x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1994:AD2076

ECLI:NL:HR:1994:AD207629 maart 1994Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad15x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2002:AD8903

ECLI:NL:HR:2002:AD890312 maart 2002Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1987:AC0501

ECLI:NL:HR:1987:AC05018 september 1987Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:983 - Zorgmachtiging is vrijheidsbenemende maatregel bij toetsing voorlopige hechtenis

ECLI:NL:HR:2022:98312 juli 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een door de strafrechter opgelegde zorgmachtiging (Wfz) die leidt tot opname, moet bij de beoordeling van de voorlopige hechtenis worden aangemerkt als een 'tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel' in de zin van art. 67a lid 3 Sv, ondanks het civielrechtelijke karakter.

StrafrechtStrafprocesrecht
Civiel RechtGezondheidsrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AY7757

ECLI:NL:HR:2006:AY775721 november 2006Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AU8131

ECLI:NL:HR:2006:AU813121 maart 2006Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2000:AA7957

ECLI:NL:HR:2000:AA795731 oktober 2000Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:256

ECLI:NL:HR:2015:25610 februari 2015Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2004:AR3264

ECLI:NL:HR:2004:AR326416 november 2004Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:453

ECLI:NL:HR:2020:45317 maart 2020Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak