Artikel 65 (Bevelen gevangenhouding en gevangenneming rechtbank)
1. De rechtbank kan, op de vordering van de officier van justitie, de gevangenhouding bevelen van de verdachte die zich in bewaring bevindt. De verdachte wordt voorafgaand aan het bevel gehoord, tenzij hij schriftelijk heeft verklaard afstand te doen van het recht te worden gehoord. De rechtbank of de voorzitter kan, niettegenstaande een dergelijke verklaring, de medebrenging van de verdachte bevelen.
2. Behoudens het geval van artikel 66a, eerste lid, kan de rechtbank, ambtshalve of op de vordering van de officier van justitie, na de aanvang van het onderzoek ter zitting de gevangenneming van de verdachte bevelen. Desgeraden hoort de rechtbank deze vooraf; zij is bevoegd te dien einde zijn dagvaarding te gelasten, zo nodig onder bijvoeging van een bevel tot medebrenging.
3. De rechtbank kan eveneens een bevel tot gevangenneming geven, indien dit nodig is om de uitlevering van de verdachte te verkrijgen.
Uitleg in duidelijke taal
1. De rechtbank kan, op de vordering van de officier van justitie, de gevangenhouding bevelen van de verdachte die zich in bewaring bevindt. De verdachte wordt voorafgaand aan het bevel gehoord, tenzij hij schriftelijk heeft verklaard afstand te doen van het recht te worden gehoord. De rechtbank of de voorzitter kan, niettegenstaande een dergelijke verklaring, de medebrenging van de verdachte bevelen.
Dit betekent dat de rechtbank de bevoegdheid heeft om, op de vordering van de officier van justitie, de gevangenhouding te bevelen van een verdachte die zich al in bewaring bevindt. Voordat de rechtbank een dergelijk bevel tot gevangenhouding geeft, wordt de verdachte hierover gehoord. Dit horen is niet vereist indien de verdachte schriftelijk heeft verklaard dat hij afziet van zijn recht om gehoord te worden. Zelfs als de verdachte een dergelijke verklaring heeft afgelegd, kan de rechtbank of de voorzitter alsnog bevelen dat de verdachte wordt medegebracht (medebrenging).
2. Behoudens het geval van artikel 66a, eerste lid, kan de rechtbank, ambtshalve of op de vordering van de officier van justitie, na de aanvang van het onderzoek ter zitting de gevangenneming van de verdachte bevelen. Desgeraden hoort de rechtbank deze vooraf; zij is bevoegd te dien einde zijn dagvaarding te gelasten, zo nodig onder bijvoeging van een bevel tot medebrenging.
Dit betekent dat, met uitzondering van de situatie zoals beschreven in artikel 66a, eerste lid, de rechtbank de bevoegdheid heeft om de gevangenneming van de verdachte te bevelen. Dit kan de rechtbank doen uit eigen beweging (ambtshalve) of op de vordering van de officier van justitie, en dit kan gebeuren nadat het onderzoek op de terechtzitting is begonnen. Indien de rechtbank het wenselijk acht (desgeraden), hoort zij de verdachte hierover voorafgaand aan het bevel. Om dit horen mogelijk te maken, is de rechtbank bevoegd om de dagvaarding van de verdachte te gelasten, en indien nodig kan daarbij een bevel tot medebrenging worden gevoegd.
3. De rechtbank kan eveneens een bevel tot gevangenneming geven, indien dit nodig is om de uitlevering van de verdachte te verkrijgen.
Dit betekent dat de rechtbank ook de bevoegdheid heeft om een bevel tot gevangenneming te geven in de situatie dat dit noodzakelijk is om de uitlevering van de verdachte te bewerkstelligen.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:1994:AD2076
ECLI:NL:HR:2000:AA7957
ECLI:NL:HR:2018:2351 - Gevangenneming voor nieuw feit tijdens lopende voorlopige hechtenis is toegestaan
De Hoge Raad oordeelt dat een rechter de gevangenneming van een verdachte kan bevelen voor een nieuw feit, ook als die verdachte al in voorlopige hechtenis zit voor een ander feit. Art. 65 lid 2 Sv staat hier niet aan in de weg.