Artikel 61a (Maatregelen onderzoek opgehouden verdachte)
1. Tegen de voor onderzoek opgehouden verdachte kunnen maatregelen in het belang van het onderzoek worden bevolen. Als zodanige maatregelen kunnen onder meer worden aangemerkt:
a. het maken van foto’s en video-opnamen; b. het nemen van lichaamsmaten en handpalm-, voet-, teen-, oor- en schoenzoolafdrukken; c. de toepassing van een confrontatie; d. de toepassing van een geuridentificatieproef; e. het afscheren, knippen of laten groeien van snor, baard of hoofdhaar; f. het dragen van bepaalde kleding of bepaalde attributen ten behoeve van een confrontatie; g. plaatsing in een observatiecel; h. onderzoek naar schotresten op het lichaam.
2. De in het eerste lid genoemde maatregelen kunnen alleen worden bevolen in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de uitvoering van de maatregelen in het belang van het onderzoek en voor het verwerken van de resultaten daarvan.
Uitleg in duidelijke taal
1. Tegen de voor onderzoek opgehouden verdachte kunnen maatregelen in het belang van het onderzoek worden bevolen. Als zodanige maatregelen kunnen onder meer worden aangemerkt:
Dit betekent dat tegen een verdachte die voor onderzoek wordt vastgehouden, maatregelen kunnen worden bevolen die in het belang zijn van dat onderzoek. Als voorbeelden van zulke maatregelen worden onder andere genoemd:
a. het maken van foto’s en video-opnamen;
Dit betreft de mogelijkheid om foto’s en video-opnamen te maken van de verdachte.
b. het nemen van lichaamsmaten en handpalm-, voet-, teen-, oor- en schoenzoolafdrukken;
Dit betreft de mogelijkheid om lichaamsmaten op te nemen en afdrukken te nemen van handpalmen, voeten, tenen, oren en schoenzolen van de verdachte.
c. de toepassing van een confrontatie;
Dit betreft de mogelijkheid om een confrontatie toe te passen.
d. de toepassing van een geuridentificatieproef;
Dit betreft de mogelijkheid om een geuridentificatieproef toe te passen.
e. het afscheren, knippen of laten groeien van snor, baard of hoofdhaar;
Dit betreft de mogelijkheid om te bevelen dat de snor, baard of het hoofdhaar van de verdachte wordt afgeschoren, geknipt of moet groeien.
f. het dragen van bepaalde kleding of bepaalde attributen ten behoeve van een confrontatie;
Dit betreft de mogelijkheid om te bevelen dat de verdachte bepaalde kleding of bepaalde attributen draagt met het oog op een confrontatie.
g. plaatsing in een observatiecel;
Dit betreft de mogelijkheid om de verdachte in een observatiecel te plaatsen.
h. onderzoek naar schotresten op het lichaam.
Dit betreft de mogelijkheid om onderzoek te doen naar schotresten op het lichaam van de verdachte.
2. De in het eerste lid genoemde maatregelen kunnen alleen worden bevolen in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid.
Dit lid stelt dat de maatregelen die in het eerste lid zijn opgesomd, uitsluitend bevolen kunnen worden als er sprake is van een verdenking van een misdrijf zoals beschreven in artikel 67, eerste lid.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de uitvoering van de maatregelen in het belang van het onderzoek en voor het verwerken van de resultaten daarvan.
Dit lid geeft aan dat er door middel van een algemene maatregel van bestuur, of op basis daarvan, nadere regels vastgesteld kunnen worden. Deze regels gaan over hoe de maatregelen in het belang van het onderzoek uitgevoerd moeten worden en hoe de resultaten van die maatregelen verwerkt moeten worden.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2013:CA2547
ECLI:NL:HR:2001:AB0259
ECLI:NL:HR:2021:202 - Gedwongen ontgrendeling smartphone met vingerafdruk is rechtmatig
De bevoegdheid tot inbeslagneming (art. 94, 95, 96 Sv) vormt de wettelijke basis om een verdachte te dwingen zijn smartphone biometrisch te ontgrendelen. Dit is geen schending van het nemo tenetur-beginsel, omdat het gaat om het dulden van een onderzoeksmaatregel betreffende materiaal dat onafhankelijk van de wil bestaat.
ECLI:NL:HR:2018:612 - Geen strafbare weigering vingerafdrukken zonder expliciete wettelijke medewerkingsplicht
Artikel 55c Sv geeft opsporingsambtenaren de bevoegdheid vingerafdrukken te nemen, eventueel met dwang. Dit artikel legt de verdachte echter geen actieve medewerkingsplicht op. Weigering is daarom niet strafbaar onder artikel 447e Sr, dat niet-naleving van een wettelijke verplichting bestraft.