Terug naar bibliotheek
Boek 6. Tenuitvoerlegging
Hoofdstuk 6. Rechterlijke beslissingen inzake de tenuitvoerlegging
Vijfde titel. Jeugd
Artikel 6:6:28

Artikel 6:6:28 (Voorwaardelijke invrijheidstelling jeugddetentie)

Laatste versie

1. De rechter die de straf heeft opgelegd kan te allen tijde de veroordeelde aan wie een jeugddetentie is opgelegd, voorwaardelijk in vrijheid stellen.

2. In geval van een voorwaardelijke invrijheidstelling wordt een proeftijd bepaald van ten hoogste twee jaren. De duur van de proeftijd en de gestelde voorwaarden worden de veroordeelde in persoon betekend. Artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6:1:18, derde lid, 6:3:14, 6:6:19 en 6:6:21 van dit wetboek zijn van overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. De rechter die de straf heeft opgelegd kan te allen tijde de veroordeelde aan wie een jeugddetentie is opgelegd, voorwaardelijk in vrijheid stellen.

Dit lid bepaalt dat de rechter die de straf heeft opgelegd de bevoegdheid heeft om een veroordeelde aan wie een jeugddetentie is opgelegd, te allen tijde (dus op elk moment) voorwaardelijk in vrijheid te stellen.

2. In geval van een voorwaardelijke invrijheidstelling wordt een proeftijd bepaald van ten hoogste twee jaren. De duur van de proeftijd en de gestelde voorwaarden worden de veroordeelde in persoon betekend. Artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6:1:18, derde lid, 6:3:14, 6:6:19 en 6:6:21 van dit wetboek zijn van overeenkomstige toepassing.

Dit lid stelt dat wanneer een voorwaardelijke invrijheidstelling plaatsvindt, er een proeftijd wordt vastgesteld die maximaal (ten hoogste) twee jaren mag duren. Zowel de duur van de proeftijd als de gestelde voorwaarden moeten de veroordeelde in persoon (officieel en persoonlijk) betekend worden. Verder zijn artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6:1:18, derde lid, 6:3:14, 6:6:19 en 6:6:21 van dit wetboek hierop van overeenkomstige toepassing.