Artikel 6:6:22 (Beroep beslissingen tenuitvoerlegging vrijheidsbeperking)
1. Het openbaar ministerie en de veroordeelde kunnen beroep instellen tegen:
a. de beslissingen, bedoeld in artikel 6:6:20, eerste lid, onder b en c; b. de beslissing, bedoeld in artikel 6:6:21, eerste lid, voor zover deze deel uitmaakt van een uitspraak ter zake van een ander strafbaar feit.
2. De voorzitter kan hangende de beslissing het bevel tot tenuitvoerlegging ambtshalve, op verzoek van de veroordeelde of op vordering van het openbaar ministerie, opheffen.
3. De artikelen 6:6:15, tweede en vierde lid, 6:6:16, eerste lid, en 6:6:17 zijn van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. Het openbaar ministerie en de veroordeelde kunnen beroep instellen tegen:
Dit betekent letterlijk dat het openbaar ministerie en de veroordeelde de mogelijkheid hebben om beroep aan te tekenen tegen bepaalde beslissingen.
a. de beslissingen, bedoeld in artikel 6:6:20, eerste lid, onder b en c;
Dit verwijst naar de beslissingen die gespecificeerd zijn in artikel 6:6:20, eerste lid, en wel onder de punten b en c. b. de beslissing, bedoeld in artikel 6:6:21, eerste lid, voor zover deze deel uitmaakt van een uitspraak ter zake van een ander strafbaar feit.
Dit betreft de beslissing die genoemd wordt in artikel 6:6:21, eerste lid, maar uitsluitend wanneer deze beslissing een onderdeel vormt van een rechterlijke uitspraak die betrekking heeft op een ander strafbaar feit.
2. De voorzitter kan hangende de beslissing het bevel tot tenuitvoerlegging ambtshalve, op verzoek van de veroordeelde of op vordering van het openbaar ministerie, opheffen.
Dit houdt in dat de voorzitter de bevoegdheid heeft om, terwijl de (beroeps)beslissing nog in behandeling is (hangende de beslissing), het bevel tot tenuitvoerlegging te annuleren (opheffen). Dit kan de voorzitter doen op eigen initiatief (ambtshalve), op verzoek van de veroordeelde, of op vordering (eis) van het openbaar ministerie.
3. De artikelen 6:6:15, tweede en vierde lid, 6:6:16, eerste lid, en 6:6:17 zijn van overeenkomstige toepassing.
Dit stelt dat de juridische bepalingen zoals vastgelegd in artikel 6:6:15, tweede en vierde lid, artikel 6:6:16, eerste lid, en artikel 6:6:17 op een vergelijkbare wijze (van overeenkomstige toepassing) gelden voor de situaties die in dit huidige artikel worden behandeld.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2020:389 - Hoger beroep tegen TUL-beslissing blijft mogelijk na invoering Wet USB
De invoering van de Wet USB heeft het stelsel van rechtsmiddelen niet gewijzigd voor TUL-beslissingen wegens schending van de algemene voorwaarde. Een hoger beroep tegen de veroordeling voor het nieuwe feit omvat nog steeds de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging.
ECLI:NL:HR:2020:1104 - Vervolging na vordering vervangende hechtenis is geen schending ne bis in idem
Een beslissing van de rechter-commissaris over de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis is geen einduitspraak in de zin van artikel 68 Sr (ne bis in idem). Een afzonderlijke strafvervolging voor hetzelfde feitelijke gedrag is daarom niet in strijd met het ne bis in idem-beginsel.