Terug naar bibliotheek
Boek 6. Tenuitvoerlegging
Hoofdstuk 6. Rechterlijke beslissingen inzake de tenuitvoerlegging
Derde titel. Vrijheidsbeperkende straffen, maatregelen en voorwaarden
Artikel 6:6:20

Artikel 6:6:20 (Spoedbeslissingen rechter-commissaris tenuitvoerlegging)

Laatste versie

1. De rechter-commissaris is bevoegd tot het op vordering van het openbaar ministerie nemen van spoedeisende, tijdelijke en voorlopige beslissingen in het kader van de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke en vrijheidsbeperkende straffen en maatregelen. Dit betreft de beslissingen tot:

a. de voorlopige tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde vrijheidsstraf of maatregel; b. de gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de in het vonnis bepaalde vervangende hechtenis die ten uitvoer wordt gelegd iedere keer dat de veroordeelde zich niet houdt aan de vrijheidsbeperkende maatregel; c. de gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de in het vonnis bepaalde vervangende jeugddetentie of hechtenis voor het geval dat de veroordeelde zich niet houdt aan de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige.

2. Een vordering als bedoeld in het eerste lid wordt onverwijld ingediend indien de veroordeelde is aangehouden op grond van artikel 6:3:15. Tegelijk met de vordering, bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt een vordering ingediend als bedoeld in artikel 6:6:21, eerste lid.

3. De rechter-commissaris beslist binnen driemaal vierentwintig uur na de indiening van de vordering. De veroordeelde wordt zo mogelijk door de rechter-commissaris gehoord. De artikelen 39 en 191 zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Hangende de beslissing van de rechter-commissaris wordt de veroordeelde niet in vrijheid gesteld.

5. De beslissing van de rechter-commissaris is dadelijk uitvoerbaar.

6. Indien de rechter-commissaris de vordering afwijst, beveelt hij de invrijheidstelling van de aangehouden veroordeelde.

7. Indien vervangende hechtenis of vervangende jeugddetentie wordt bevolen, wordt de vrijheidsbeneming hangende de beslissing van de rechter-commissaris geheel in mindering gebracht op de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis of vervangende jeugddetentie.

Uitleg in duidelijke taal

1. De rechter-commissaris is bevoegd tot het op vordering van het openbaar ministerie nemen van spoedeisende, tijdelijke en voorlopige beslissingen in het kader van de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke en vrijheidsbeperkende straffen en maatregelen. Dit betreft de beslissingen tot:

Dit lid stelt dat de rechter-commissaris de bevoegdheid heeft om, wanneer het openbaar ministerie dit vordert (verzoekt), beslissingen te nemen die spoedeisend (dringend), tijdelijk (niet-permanent) en voorlopig (nog niet definitief) zijn. Deze beslissingen moeten genomen worden binnen het kader van de tenuitvoerlegging (uitvoering) van voorwaardelijke straffen, vrijheidsbeperkende straffen en vrijheidsbeperkende maatregelen. De beslissingen waar het hier om gaat, zijn nader gespecificeerd als volgt:

a. de voorlopige tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde vrijheidsstraf of maatregel;

Dit betreft de beslissing om een vrijheidsstraf of vrijheidsbeperkende maatregel die nog niet is uitgevoerd (niet ten uitvoer gelegd), voorlopig alsnog uit te voeren.

b. de gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de in het vonnis bepaalde vervangende hechtenis die ten uitvoer wordt gelegd iedere keer dat de veroordeelde zich niet houdt aan de vrijheidsbeperkende maatregel;

Dit betreft de beslissing om de vervangende hechtenis, die in het vonnis is vastgesteld, geheel of gedeeltelijk uit te voeren. Deze vervangende hechtenis wordt toegepast telkens wanneer de veroordeelde persoon de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel niet naleeft.

c. de gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de in het vonnis bepaalde vervangende jeugddetentie of hechtenis voor het geval dat de veroordeelde zich niet houdt aan de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige.

Dit betreft de beslissing om de vervangende jeugddetentie of vervangende hechtenis, die in het vonnis is vastgesteld, geheel of gedeeltelijk uit te voeren. Dit gebeurt indien de veroordeelde jeugdige zich niet houdt aan de maatregel die betrekking heeft op zijn of haar gedrag.

2. Een vordering als bedoeld in het eerste lid wordt onverwijld ingediend indien de veroordeelde is aangehouden op grond van artikel 6:3:15. Tegelijk met de vordering, bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt een vordering ingediend als bedoeld in artikel 6:6:21, eerste lid.

Dit lid bepaalt dat een vordering zoals beschreven in het eerste lid (een verzoek aan de rechter-commissaris voor een spoedeisende beslissing) direct (onverwijld) moet worden ingediend als de veroordeelde persoon is aangehouden op basis van artikel 6:3:15. Tegelijk met de vordering zoals bedoeld in het eerste lid, onderdeel a (betreffende de voorlopige tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde vrijheidsstraf of maatregel), wordt ook een vordering ingediend zoals omschreven in artikel 6:6:21, eerste lid.

3. De rechter-commissaris beslist binnen driemaal vierentwintig uur na de indiening van de vordering. De veroordeelde wordt zo mogelijk door de rechter-commissaris gehoord. De artikelen 39 en 191 zijn van overeenkomstige toepassing.

Dit lid stelt dat de rechter-commissaris een beslissing moet nemen binnen een termijn van drie keer vierentwintig uur (dus 72 uur) nadat de vordering is ingediend. Indien mogelijk, zal de rechter-commissaris de veroordeelde persoon horen. De bepalingen van de artikelen 39 en 191 van dit wetboek zijn hier op een vergelijkbare (overeenkomstige) manier van toepassing.

4. Hangende de beslissing van de rechter-commissaris wordt de veroordeelde niet in vrijheid gesteld.

Dit lid bepaalt dat zolang de rechter-commissaris nog geen beslissing heeft genomen, de veroordeelde persoon niet wordt vrijgelaten.

5. De beslissing van de rechter-commissaris is dadelijk uitvoerbaar.

Dit lid stelt dat de beslissing die de rechter-commissaris neemt, onmiddellijk (dadelijk) ten uitvoer kan worden gelegd.

6. Indien de rechter-commissaris de vordering afwijst, beveelt hij de invrijheidstelling van de aangehouden veroordeelde.

Dit lid bepaalt dat als de rechter-commissaris de vordering van het openbaar ministerie afwijst, hij of zij opdracht (bevel) geeft om de aangehouden veroordeelde persoon vrij te laten (invrijheidstelling).

7. Indien vervangende hechtenis of vervangende jeugddetentie wordt bevolen, wordt de vrijheidsbeneming hangende de beslissing van de rechter-commissaris geheel in mindering gebracht op de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis of vervangende jeugddetentie.

Dit lid stelt dat wanneer de rechter-commissaris beslist dat vervangende hechtenis of vervangende jeugddetentie moet worden uitgevoerd, de periode waarin de veroordeelde al van zijn vrijheid was beroofd (vrijheidsbeneming) terwijl hij wachtte op de beslissing van de rechter-commissaris, volledig wordt afgetrokken (in mindering gebracht) van de duur van de uiteindelijke tenuitvoerlegging van die vervangende hechtenis of vervangende jeugddetentie.