Artikel 6:6:11 (Termijnen vordering verlenging terbeschikkingstelling)
1. Een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling kan niet eerder dan twee maanden en niet later dan één maand vóór het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zal eindigen, worden ingediend.
2. De vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling kan eveneens worden ingediend indien het openbaar ministerie binnen vier maanden voor het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zal eindigen, een vordering indient die strekt tot het alsnog van overheidswege verplegen van de ter beschikking gestelde dan wel de hervatting daarvan.
3. Een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling die later dan één maand vóór het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zal eindigen, doch binnen een redelijke termijn is ingediend, is niettemin ontvankelijk, indien er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn waardoor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, ondanks het belang van de ter beschikking gestelde, verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
4. Zolang niet onherroepelijk is beslist, blijft de terbeschikkingstelling van kracht. In het geval dat een vordering tot verlenging wordt toegewezen na de dag waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zou zijn geëindigd indien geen vordering tot verlenging was ingediend, gaat de nieuwe termijn niettemin op die dag in. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing indien gelijktijdig met de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling, een vordering tot verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aanhangig is.
5. In het geval, bedoeld in het derde lid, dient het openbaar ministerie, wanneer van het verzuim is gebleken na het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop is geëindigd, naast de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling, onverwijld een vordering tot voorlopige voortzetting van de terbeschikkingstelling in bij de rechter-commissaris.
6. Indien de veroordeelde is aangehouden op grond van artikel 6:3:15, dient het openbaar ministerie, naast een vordering strekkende tot het alsnog van overheidswege verplegen van de ter beschikking gestelde dan wel een vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege, onverwijld een vordering tot het voorlopig alsnog van overheidswege verplegen dan wel een vordering tot voorlopige hervatting van de verpleging van overheidswege in bij de rechter-commissaris.
7. De rechter-commissaris beslist binnen driemaal vierentwintig uur na de indiening van de vordering, bedoeld in het vijfde of zesde lid. In afwachting van de beslissing wordt de ter beschikking gestelde niet in vrijheid gesteld.
8. De ter beschikking gestelde wordt zo mogelijk, maar in elk geval achteraf door de rechter-commissaris gehoord.
9. De beslissing van de rechter-commissaris is dadelijk uitvoerbaar.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling kan niet eerder dan twee maanden en niet later dan één maand vóór het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zal eindigen, worden ingediend.
Dit lid stelt dat een verzoek (vordering) om de terbeschikkingstelling te verlengen, moet worden ingediend binnen een specifieke termijn: niet vroeger dan twee maanden en niet later dan één maand voordat de terbeschikkingstelling zou aflopen door het verstrijken van de vastgestelde periode.
2. De vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling kan eveneens worden ingediend indien het openbaar ministerie binnen vier maanden voor het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zal eindigen, een vordering indient die strekt tot het alsnog van overheidswege verplegen van de ter beschikking gestelde dan wel de hervatting daarvan.
Dit lid bepaalt dat het verzoek (vordering) tot verlenging van de terbeschikkingstelling ook ingediend kan worden als het openbaar ministerie een andere vordering indient. Deze andere vordering moet dan binnen vier maanden vóór het einde van de terbeschikkingstelling worden ingediend en moet gericht zijn op het alsnog starten van de verpleging van overheidswege van de ter beschikking gestelde, of op de hervatting van die verpleging.
3. Een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling die later dan één maand vóór het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zal eindigen, doch binnen een redelijke termijn is ingediend, is niettemin ontvankelijk, indien er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn waardoor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, ondanks het belang van de ter beschikking gestelde, verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
Dit lid geeft een uitzondering: een verzoek (vordering) tot verlenging van de terbeschikkingstelling dat te laat is ingediend (namelijk later dan één maand voor het einde van de terbeschikkingstelling), maar wel binnen een redelijke termijn, kan toch in behandeling worden genomen (ontvankelijk zijn). Dit is mogelijk als er sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze omstandigheden moeten zodanig zijn dat de veiligheid van anderen, of de algemene veiligheid van personen of goederen, de verlenging van de terbeschikkingstelling noodzakelijk maakt, zelfs als dit tegen het belang van de ter beschikking gestelde ingaat.
4. Zolang niet onherroepelijk is beslist, blijft de terbeschikkingstelling van kracht. In het geval dat een vordering tot verlenging wordt toegewezen na de dag waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zou zijn geëindigd indien geen vordering tot verlenging was ingediend, gaat de nieuwe termijn niettemin op die dag in. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing indien gelijktijdig met de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling, een vordering tot verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aanhangig is.
Dit lid stelt dat de terbeschikkingstelling geldig blijft zolang er nog geen definitieve (onherroepelijke) beslissing is genomen over de verlenging. Als een verzoek (vordering) tot verlenging wordt goedgekeurd ná de oorspronkelijke einddatum van de terbeschikkingstelling, dan begint de nieuwe termijn toch te lopen vanaf die oorspronkelijke einddatum. Deze regel geldt ook als er tegelijkertijd met het verzoek tot verlenging van de terbeschikkingstelling een ander verzoek in behandeling is, namelijk een verzoek tot verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
5. In het geval, bedoeld in het derde lid, dient het openbaar ministerie, wanneer van het verzuim is gebleken na het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop is geëindigd, naast de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling, onverwijld een vordering tot voorlopige voortzetting van de terbeschikkingstelling in bij de rechter-commissaris.
Dit lid beschrijft een specifieke situatie die voortvloeit uit het derde lid (late indiening vordering wegens bijzondere omstandigheden). Als blijkt dat de vordering te laat is ingediend (het verzuim) en dit pas ontdekt wordt nádat de terbeschikkingstelling al is afgelopen, dan moet het openbaar ministerie twee dingen doen: het moet de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling indienen én het moet onmiddellijk (onverwijld) een aparte vordering indienen bij de rechter-commissaris voor de voorlopige voortzetting van de terbeschikkingstelling.
6. Indien de veroordeelde is aangehouden op grond van artikel 6:3:15, dient het openbaar ministerie, naast een vordering strekkende tot het alsnog van overheidswege verplegen van de ter beschikking gestelde dan wel een vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege, onverwijld een vordering tot het voorlopig alsnog van overheidswege verplegen dan wel een vordering tot voorlopige hervatting van de verpleging van overheidswege in bij de rechter-commissaris.
Dit lid bepaalt dat als de veroordeelde is gearresteerd (aangehouden) op basis van artikel 6:3:15, het openbaar ministerie twee soorten vorderingen moet indienen bij de rechter-commissaris. Naast de vordering die gericht is op het alsnog starten van de verpleging van overheidswege van de ter beschikking gestelde, of op de hervatting daarvan, moet het openbaar ministerie ook onmiddellijk (onverwijld) een vordering indienen voor de voorlopige start van die verpleging of de voorlopige hervatting daarvan.
7. De rechter-commissaris beslist binnen driemaal vierentwintig uur na de indiening van de vordering, bedoeld in het vijfde of zesde lid. In afwachting van de beslissing wordt de ter beschikking gestelde niet in vrijheid gesteld.
Dit lid stelt dat de rechter-commissaris een beslissing moet nemen over de vorderingen genoemd in het vijfde of zesde lid (voorlopige voortzetting, voorlopige start of hervatting verpleging) binnen een termijn van drie keer vierentwintig uur nadat de vordering is ingediend. Gedurende de periode dat er nog geen beslissing is, blijft de ter beschikking gestelde vastzitten en wordt niet vrijgelaten.
8. De ter beschikking gestelde wordt zo mogelijk, maar in elk geval achteraf door de rechter-commissaris gehoord.
Dit lid bepaalt dat de rechter-commissaris de ter beschikking gestelde moet horen. Dit gebeurt indien mogelijk vóór de beslissing, maar als dat niet lukt, dan in ieder geval ná de beslissing.
9. De beslissing van de rechter-commissaris is dadelijk uitvoerbaar.
Dit lid stelt dat de beslissing die de rechter-commissaris neemt, onmiddellijk van kracht wordt en uitgevoerd kan worden.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2024:1729 - Geen omzetting niet-onherroepelijke dadelijk uitvoerbare TBS met voorwaarden - 25 november 2024
De Hoge Raad oordeelt dat een niet-onherroepelijke, dadelijk uitvoerbaar verklaarde TBS met voorwaarden niet kan worden omgezet in een TBS met verpleging van overheidswege. Wel kan de termijn van deze TBS na twee jaar worden verlengd, ook als de uitspraak nog niet onherroepelijk is.