Artikel 6:3:15 (Aanhoudingsbevel niet-naleving voorwaarden of veiligheidsrisico)
1. Indien ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat een voorwaarde, maatregel of aanwijzing als bedoeld in artikel 6:3:14 niet wordt nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zulks eist en aannemelijk is dat de rechter vrijheidsbeneming zal bevelen, kan het openbaar ministerie de aanhouding van de verdachte of veroordeelde bevelen.
2. Indien het bevel van het openbaar ministerie niet kan worden afgewacht, kan de hulpofficier de aanhouding bevelen. De hulpofficier geeft van de aanhouding onverwijld schriftelijk of mondeling kennis aan het openbaar ministerie.
3. Indien Onze Minister van oordeel is dat ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat een voorwaarde, maatregel of aanwijzing als bedoeld in artikel 6:3:14 niet wordt nageleefd, informeert Onze Minister het openbaar ministerie hierover.
4. Van de aanhouding wordt onverwijld kennis gegeven aan Onze Minister. Indien het de aanhouding betreft van een ter beschikking gestelde aan wie proefverlof is verleend, beslist Onze Minister zo spoedig mogelijk omtrent de vrijlating, dan wel de beëindiging van het proefverlof.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat een voorwaarde, maatregel of aanwijzing als bedoeld in artikel 6:3:14 niet wordt nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zulks eist en aannemelijk is dat de rechter vrijheidsbeneming zal bevelen, kan het openbaar ministerie de aanhouding van de verdachte of veroordeelde bevelen.
- Er moeten ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat een voorwaarde, maatregel of aanwijzing (zoals omschreven in artikel 6:3:14) niet wordt nageleefd.
- Óf, als alternatief voor de niet-naleving, de aanhouding wordt geëist (zulks eist) door het belang van de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen.
- Bovendien moet het aannemelijk zijn dat de rechter vrijheidsbeneming zal bevelen.
2. Indien het bevel van het openbaar ministerie niet kan worden afgewacht, kan de hulpofficier de aanhouding bevelen. De hulpofficier geeft van de aanhouding onverwijld schriftelijk of mondeling kennis aan het openbaar ministerie.
Dit lid stelt dat wanneer een bevel van het openbaar ministerie niet kan worden afgewacht vanwege spoed, de hulpofficier bevoegd is de aanhouding te bevelen. Nadat de hulpofficier de aanhouding heeft bevolen, moet deze onverwijld (direct) schriftelijk of mondeling kennis geven van deze aanhouding aan het openbaar ministerie.
3. Indien Onze Minister van oordeel is dat ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat een voorwaarde, maatregel of aanwijzing als bedoeld in artikel 6:3:14 niet wordt nageleefd, informeert Onze Minister het openbaar ministerie hierover.
Dit lid beschrijft dat als Onze Minister (de Minister van Justitie en Veiligheid) van oordeel is dat er ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat een voorwaarde, maatregel of aanwijzing (zoals bedoeld in artikel 6:3:14) niet wordt nageleefd, Onze Minister het openbaar ministerie hierover informeert.
4. Van de aanhouding wordt onverwijld kennis gegeven aan Onze Minister. Indien het de aanhouding betreft van een ter beschikking gestelde aan wie proefverlof is verleend, beslist Onze Minister zo spoedig mogelijk omtrent de vrijlating, dan wel de beëindiging van het proefverlof.
Dit lid bepaalt dat van iedere aanhouding onverwijld kennis moet worden gegeven aan Onze Minister. Wanneer de aanhouding een persoon betreft die ter beschikking gestelde is en aan wie proefverlof is verleend, dan beslist Onze Minister zo spoedig mogelijk over de eventuele vrijlating of de beëindiging van het proefverlof van deze persoon.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2020:389 - Hoger beroep tegen TUL-beslissing blijft mogelijk na invoering Wet USB
De invoering van de Wet USB heeft het stelsel van rechtsmiddelen niet gewijzigd voor TUL-beslissingen wegens schending van de algemene voorwaarde. Een hoger beroep tegen de veroordeling voor het nieuwe feit omvat nog steeds de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging.
ECLI:NL:HR:2020:1104 - Vervolging na vordering vervangende hechtenis is geen schending ne bis in idem
Een beslissing van de rechter-commissaris over de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis is geen einduitspraak in de zin van artikel 68 Sr (ne bis in idem). Een afzonderlijke strafvervolging voor hetzelfde feitelijke gedrag is daarom niet in strijd met het ne bis in idem-beginsel.