Terug naar bibliotheek
Boek 6. Tenuitvoerlegging
Hoofdstuk 3. Vrijheidsbeperkende straffen, maatregelen en voorwaarden
Eerste titel. Taakstraffen
Artikel 6:3:1

Artikel 6:3:1 (Termijnen en verlenging taakstraf)

Laatste versie

1. De termijn binnen welke de taakstraf moet worden voltooid bedraagt achttien maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis dan wel negen maanden na het onherroepelijk worden van de strafbeschikking.

2. De termijn binnen welke de taakstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.

Uitleg in duidelijke taal

1. De termijn binnen welke de taakstraf moet worden voltooid bedraagt achttien maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis dan wel negen maanden na het onherroepelijk worden van de strafbeschikking.

Dit lid bepaalt dat de termijn waarbinnen de taakstraf moet zijn voltooid, achttien maanden bedraagt, gerekend vanaf het moment dat het vonnis onherroepelijk is geworden. Als alternatief bedraagt deze termijn negen maanden, gerekend vanaf het moment dat de strafbeschikking onherroepelijk is geworden. Onherroepelijk worden betekent hier dat de uitspraak definitief is en niet meer met gewone rechtsmiddelen kan worden aangevochten.

2. De termijn binnen welke de taakstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.

Dit lid preciseert dat de termijn waarbinnen de taakstraf moet worden verricht, wordt verlengd. Deze verlenging omvat de duur van de periode waarin de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen, alsook de duur van de periode waarin de veroordeelde ongeoorloofd afwezig is.