Artikel 6:2:13a (Herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling)
1. Voorwaardelijke invrijheidstelling kan geheel of gedeeltelijk worden herroepen indien:
a. er ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat de veroordeelde de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd; b. de veroordeelde een bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
2. De voorwaardelijke invrijheidstelling kan ook worden herroepen indien het gedrag van de veroordeelde, bedoeld in het eerste lid, zich heeft voorgedaan in de periode dat de proeftijd niet loopt op grond van artikel 6:1:18, derde lid.
3. De voorwaardelijke invrijheidstelling kan voorts worden herroepen indien de veroordeelde niet langer rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8, onder a tot en met e of l, van de Vreemdelingenwet 2000.
4. Het openbaar ministerie ziet slechts af van de herroeping, indien naar zijn oordeel met het wijzigen van de voorwaarden of met een waarschuwing kan worden volstaan.
Uitleg in duidelijke taal
1. Voorwaardelijke invrijheidstelling kan geheel of gedeeltelijk worden herroepen indien:
Dit betekent dat de voorwaardelijke invrijheidstelling volledig of voor een deel kan worden ingetrokken (herroepen) in de volgende gevallen:
a. er ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat de veroordeelde de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
Dit houdt in dat de herroeping kan plaatsvinden als er serieuze aanwijzingen (ernstige redenen) zijn die doen vermoeden dat de veroordeelde persoon de algemene voorwaarde die aan de invrijheidstelling was verbonden, niet heeft gevolgd (nageleefd).
b. de veroordeelde een bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Dit betekent dat herroeping ook mogelijk is als de veroordeelde persoon een specifieke (bijzondere) voorwaarde die was opgelegd, niet heeft gevolgd.
2. De voorwaardelijke invrijheidstelling kan ook worden herroepen indien het gedrag van de veroordeelde, bedoeld in het eerste lid, zich heeft voorgedaan in de periode dat de proeftijd niet loopt op grond van artikel 6:1:18, derde lid.
Dit betekent dat de voorwaardelijke invrijheidstelling eveneens kan worden ingetrokken (herroepen) als het gedrag van de veroordeelde, zoals omschreven in het eerste lid (het niet naleven van algemene of bijzondere voorwaarden), heeft plaatsgevonden gedurende de periode waarin de proeftijd niet actief was (niet loopt), conform de bepalingen van artikel 6:1:18, derde lid.
3. De voorwaardelijke invrijheidstelling kan voorts worden herroepen indien de veroordeelde niet langer rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8, onder a tot en met e of l, van de Vreemdelingenwet 2000.
Dit betekent verder dat de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden ingetrokken (herroepen) als de veroordeelde persoon niet meer legaal (rechtmatig) in Nederland verblijft, zoals gedefinieerd in artikel 8, onderdelen a tot en met e of onderdeel l, van de Vreemdelingenwet 2000.
4. Het openbaar ministerie ziet slechts af van de herroeping, indien naar zijn oordeel met het wijzigen van de voorwaarden of met een waarschuwing kan worden volstaan.
Dit betekent dat het openbaar ministerie alleen zal besluiten de voorwaardelijke invrijheidstelling niet te herroepen als het van mening is (naar zijn oordeel) dat het aanpassen (wijzigen) van de gestelde voorwaarden of het geven van een waarschuwing voldoende is (kan worden volstaan).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:850 - Verlenging proeftijd VI: overgangsrecht en de grenzen van artikel 7 EVRM
Verlenging van de proeftijd bij voorwaardelijke invrijheidsstelling heeft onmiddellijke werking en is in beginsel niet in strijd met art. 7 EVRM. Dit is anders als de aan de verlenging verbonden bijzondere voorwaarden, zoals vrijheidsbeneming, de facto een verzwaring van de oorspronkelijke straf inhouden.