Terug naar bibliotheek
Boek 6. Tenuitvoerlegging
Hoofdstuk 2. Vrijheidsbenemende straffen en maatregelen
Tweede titel. Voorwaardelijke invrijheidstelling
Artikel 6:2:10

Artikel 6:2:10 (Verlening voorwaardelijke invrijheidstelling)

Laatste versie

1. Voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden verleend:

a. aan de veroordeelde tot vrijheidsstraf van meer dan een jaar en ten hoogste twee jaren wanneer de vrijheidsbeneming ten minste een jaar heeft geduurd en van het alsdan nog ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf een derde gedeelte is ondergaan; b. aan de veroordeelde tot tijdelijke gevangenisstraf van meer dan twee jaren wanneer hij twee derde gedeelte daarvan heeft ondergaan, met dien verstande dat de periode waarover voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend, niet langer kan zijn dan twee jaren.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien:

a. de rechter heeft bepaald dat een gedeelte van de vrijheidsstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd; b. de rechter heeft gelast dat de niet ten uitvoer gelegde straf of een gedeelte daarvan alsnog ten uitvoer wordt gelegd omdat enige gestelde voorwaarde niet is nageleefd; c. de veroordeelde een vreemdeling is die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000.

3. Bij de beslissing over het verlenen van voorwaardelijke invrijheidstelling worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

a. de mate waarin en de wijze waarop de veroordeelde door zijn gedrag heeft doen blijken van een bijzondere geschiktheid tot terugkeer in de samenleving; b. de mogelijkheden om eventuele aan de invrijheidstelling verbonden risico’s te beperken en beheersen; c. de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, waaronder de door de veroordeelde geleverde inspanningen om de door het strafbare feit veroorzaakte schade te vergoeden.

4. In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister van Justitie en Veiligheid in het geval van de tenuitvoerlegging van een in het buitenland opgelegde vrijheidsstraf in Nederland bepalen dat:

a. de voorwaardelijke invrijheidstelling op een eerder tijdstip kan plaatsvinden, indien de veroordeelde op dat eerdere tijdstip voorwaardelijk in vrijheid zou zijn gesteld, als de tenuitvoerlegging niet aan Nederland zou zijn overgedragen; b. de voorwaardelijke invrijheidstelling op een later tijdstip kan plaatsvinden, voor zover de mogelijkheid van voorwaardelijke invrijheidstelling op dat latere tijdstip de instemming van de buitenlandse autoriteit met de overbrenging van de veroordeelde naar Nederland heeft bevorderd.

5. Artikel 6:2:5 is van overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. Voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden verleend:

Dit lid geeft aan in welke gevallen voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden toegekend.

a. aan de veroordeelde tot vrijheidsstraf van meer dan een jaar en ten hoogste twee jaren wanneer de vrijheidsbeneming ten minste een jaar heeft geduurd en van het alsdan nog ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf een derde gedeelte is ondergaan;

Dit betekent dat voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden verleend aan een persoon die veroordeeld is tot een vrijheidsstraf die langer duurt dan één jaar maar niet langer dan twee jaar. Dit kan alleen als de persoon al minstens één jaar van deze vrijheidsstraf heeft ondergaan én als van het gedeelte van de straf dat op dat moment nog uitgevoerd moet worden, een derde deel reeds is ondergaan.

b. aan de veroordeelde tot tijdelijke gevangenisstraf van meer dan twee jaren wanneer hij twee derde gedeelte daarvan heeft ondergaan, met dien verstande dat de periode waarover voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend, niet langer kan zijn dan twee jaren.

Dit houdt in dat voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden verleend aan een persoon die veroordeeld is tot een tijdelijke gevangenisstraf van meer dan twee jaar. Dit kan op het moment dat deze persoon twee derde deel van die gevangenisstraf heeft ondergaan. Een belangrijke voorwaarde hierbij is dat de periode waarvoor de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend, niet langer dan twee jaar mag duren.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien:

Dit lid beschrijft de situaties waarin de regels van het eerste lid, die de voorwaarden voor het verlenen van voorwaardelijke invrijheidstelling uiteenzetten, niet gelden.

a. de rechter heeft bepaald dat een gedeelte van de vrijheidsstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd;

Dit betekent dat de regels uit het eerste lid niet gelden als de rechter al heeft beslist dat een deel van de opgelegde vrijheidsstraf niet daadwerkelijk uitgevoerd (ten uitvoer gelegd) hoeft te worden.

b. de rechter heeft gelast dat de niet ten uitvoer gelegde straf of een gedeelte daarvan alsnog ten uitvoer wordt gelegd omdat enige gestelde voorwaarde niet is nageleefd;

Dit houdt in dat de regels uit het eerste lid niet van toepassing zijn als de rechter heeft bevolen (gelast) dat een straf (of een deel daarvan) die eerder niet ten uitvoer was gelegd, nu alsnog moet worden uitgevoerd omdat de veroordeelde een bepaalde opgelegde voorwaarde niet heeft nageleefd.

c. de veroordeelde een vreemdeling is die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000.

Dit betekent dat de regels uit het eerste lid niet van toepassing zijn wanneer de veroordeelde persoon een vreemdeling is die niet op een legale manier (rechtmatig verblijf) in Nederland mag zijn, zoals omschreven in artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000.

3. Bij de beslissing over het verlenen van voorwaardelijke invrijheidstelling worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

Dit lid specificeert dat bij het nemen van een besluit over het al dan niet verlenen van voorwaardelijke invrijheidstelling, ten minste de hieronder genoemde aspecten moeten worden meegewogen.

a. de mate waarin en de wijze waarop de veroordeelde door zijn gedrag heeft doen blijken van een bijzondere geschiktheid tot terugkeer in de samenleving;

Hierbij wordt beoordeeld in hoeverre en op welke manier het gedrag van de veroordeelde persoon heeft aangetoond dat hij of zij in het bijzonder geschikt is om weer deel te nemen aan de samenleving.

b. de mogelijkheden om eventuele aan de invrijheidstelling verbonden risico’s te beperken en beheersen;

Er wordt gekeken naar de beschikbare mogelijkheden om eventuele risico's die samenhangen met de voorwaardelijke invrijheidstelling, te verminderen en onder controle te houden.

c. de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, waaronder de door de veroordeelde geleverde inspanningen om de door het strafbare feit veroorzaakte schade te vergoeden.

De belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere personen die relevant zijn in de zaak worden meegewogen. Hieronder vallen ook de inspanningen die de veroordeelde heeft gedaan om de schade te vergoeden die door het strafbare feit is veroorzaakt.

4. In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister van Justitie en Veiligheid in het geval van de tenuitvoerlegging van een in het buitenland opgelegde vrijheidsstraf in Nederland bepalen dat:

Dit lid stelt dat de Minister van Justitie en Veiligheid, anders dan bepaald in het eerste lid, specifieke beslissingen kan nemen wanneer een vrijheidsstraf die in een ander land is opgelegd, in Nederland wordt uitgevoerd.

a. de voorwaardelijke invrijheidstelling op een eerder tijdstip kan plaatsvinden, indien de veroordeelde op dat eerdere tijdstip voorwaardelijk in vrijheid zou zijn gesteld, als de tenuitvoerlegging niet aan Nederland zou zijn overgedragen;

De Minister kan besluiten dat de voorwaardelijke invrijheidstelling eerder mag plaatsvinden. Dit kan als de veroordeelde persoon ook op dat eerdere moment voorwaardelijk vrijgelaten zou zijn in het land waar de straf oorspronkelijk is opgelegd, in het geval de uitvoering van de straf niet naar Nederland was overgedragen.

b. de voorwaardelijke invrijheidstelling op een later tijdstip kan plaatsvinden, voor zover de mogelijkheid van voorwaardelijke invrijheidstelling op dat latere tijdstip de instemming van de buitenlandse autoriteit met de overbrenging van de veroordeelde naar Nederland heeft bevorderd.

De Minister kan besluiten dat de voorwaardelijke invrijheidstelling later mag plaatsvinden. Dit is mogelijk voor zover de optie van een latere voorwaardelijke invrijheidstelling ertoe heeft bijgedragen dat de autoriteiten van het andere land hebben ingestemd met de overdracht van de veroordeelde persoon naar Nederland voor de uitvoering van de straf.

5. Artikel 6:2:5 is van overeenkomstige toepassing.

Dit betekent dat de bepalingen van artikel 6:2:5 op eenzelfde of vergelijkbare wijze van toepassing zijn op de situaties die in dit artikel (artikel 6:2:10) worden geregeld.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad45x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1902

ECLI:NL:HR:2022:190220 december 2022Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2024:119 - Nieuwe VI-regeling geen zwaardere straf, onttrekking jammer bij doodslag onvoldoende gemotiveerd

ECLI:NL:HR:2024:11930 januari 2024Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

De toepassing van de Wet straffen en beschermen, die de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) beperkt, is geen zwaardere straf in de zin van art. 7 EVRM. De onttrekking aan het verkeer van een jammer bij een veroordeling voor doodslag vereist een nadere motivering.

Internationaal PubliekrechtMensenrechten, Europees Recht
StrafrechtPenitentiair Strafrecht, Materieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:984

ECLI:NL:HR:2021:9846 juli 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:745

ECLI:NL:HR:2023:74523 mei 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:746

ECLI:NL:HR:2023:74623 mei 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:743

ECLI:NL:HR:2023:74323 mei 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:750

ECLI:NL:HR:2023:75023 mei 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1695

ECLI:NL:HR:2022:169513 december 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2021:1626

ECLI:NL:HR:2021:16262 november 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak