Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel IV. Eenige bijzondere dwangmiddelen
Eerste afdeeling. Aanhouding en inverzekeringstelling
Artikel 58

Artikel 58 (Bevel inverzekeringstelling voorwaarden en duur)

Laatste versie

1. Het bevel tot inverzekeringstelling wordt slechts verleend in geval van een strafbaar feit waarvoor voorloopige hechtenis is toegelaten.

2. Het bevel tot inverzekeringstelling is slechts gedurende ten hoogste drie dagen van kracht. Bij dringende noodzakelijkheid kan het bevel door de officier van justitie eenmaal voor ten hoogste drie dagen worden verlengd.

3. Zodra het belang van het onderzoek dit toelaat, gelast de hulpofficier de invrijheidstelling van de verdachte. In het andere geval stelt hij de officier van justitie voor de inverzekeringstelling te verlengen. De officier van justitie kan bevelen dat de verdachte ten einde te worden gehoord voor hem wordt geleid.

Uitleg in duidelijke taal

1. Het bevel tot inverzekeringstelling wordt slechts verleend in geval van een strafbaar feit waarvoor voorloopige hechtenis is toegelaten.

Dit betekent dat een bevel tot inverzekeringstelling alleen wordt gegeven (slechts verleend) als er sprake is van een strafbaar feit waarvoor voorloopige hechtenis is toegelaten.

2. Het bevel tot inverzekeringstelling is slechts gedurende ten hoogste drie dagen van kracht. Bij dringende noodzakelijkheid kan het bevel door de officier van justitie eenmaal voor ten hoogste drie dagen worden verlengd.

Dit houdt in dat het bevel tot inverzekeringstelling maximaal (ten hoogste) drie dagen geldig is (van kracht). In een situatie van dringende noodzakelijkheid kan de officier van justitie het bevel één keer (eenmaal) verlengen met een periode van maximaal (ten hoogste) drie dagen.

3. Zodra het belang van het onderzoek dit toelaat, gelast de hulpofficier de invrijheidstelling van de verdachte. In het andere geval stelt hij de officier van justitie voor de inverzekeringstelling te verlengen. De officier van justitie kan bevelen dat de verdachte ten einde te worden gehoord voor hem wordt geleid.

Dit lid bepaalt dat de hulpofficier de opdracht geeft (gelast) om de verdachte vrij te laten (de invrijheidstelling) zodra het belang van het onderzoek dit toelaat. Als vrijlating niet mogelijk is (in het andere geval), doet de hulpofficier een voorstel aan de officier van justitie om de inverzekeringstelling te verlengen. De officier van justitie heeft de bevoegdheid te bevelen dat de verdachte naar hem toe wordt gebracht (voor hem wordt geleid) met het doel (ten einde) verhoord te worden.