Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel IV. Eenige bijzondere dwangmiddelen
Eerste afdeeling. Aanhouding en inverzekeringstelling
Artikel 57

Artikel 57 (Bevel inverzekeringstelling, verhoor, rechten verdachte)

Laatste versie

1. De officier van justitie of de hulpofficier voor wie de verdachte wordt geleid, of die zelf de verdachte heeft aangehouden, kan, na hem verhoord te hebben, bevelen dat hij tijdens het onderzoek ter beschikking van de justitie zal blijven en daarvoor op een in het bevel aangeduide plaats in verzekering zal worden gesteld. Inverzekeringstelling vindt plaats in het belang van het onderzoek, waaronder mede wordt verstaan het belang van het aan de verdachte in persoon uitreiken van mededelingen over de strafzaak.

2. De verdachte is bevoegd zich bij het verhoor door een raadsman te doen bijstaan. De raadsman wordt bij het verhoor in de gelegenheid gesteld de nodige opmerkingen te maken.

3. Van het verhoor wordt proces-verbaal opgemaakt door de officier of de hulpofficier die het bevel verleent. Dit proces-verbaal wordt bij de processtukken gevoegd.

4. De hulpofficier geeft van zijn bevel onverwijld kennis aan de officier van justitie.

5. Zodra het belang van het onderzoek dit toelaat, gelast de officier van justitie de invrijheidstelling van de verdachte. Indien het onderzoeksbelang nog slechts bestaat uit het uitreiken aan de verdachte in persoon van een mededeling over de strafzaak, wordt deze mededeling zo spoedig mogelijk uitgereikt en de verdachte daarna in vrijheid gesteld.

Uitleg in duidelijke taal

1. De officier van justitie of de hulpofficier voor wie de verdachte wordt geleid, of die zelf de verdachte heeft aangehouden, kan, na hem verhoord te hebben, bevelen dat hij tijdens het onderzoek ter beschikking van de justitie zal blijven en daarvoor op een in het bevel aangeduide plaats in verzekering zal worden gesteld. Inverzekeringstelling vindt plaats in het belang van het onderzoek, waaronder mede wordt verstaan het belang van het aan de verdachte in persoon uitreiken van mededelingen over de strafzaak.

Dit lid bepaalt dat de officier van justitie, of de hulpofficier aan wie de verdachte is voorgeleid of die de verdachte zelf heeft aangehouden, de bevoegdheid heeft om, nadat de verdachte is verhoord, een bevel uit te vaardigen. Dit bevel houdt in dat de verdachte gedurende het onderzoek beschikbaar moet blijven voor justitie en daartoe op een specifieke, in het bevel genoemde plaats, in verzekering wordt gesteld. De reden voor inverzekeringstelling is het belang van het onderzoek. Dit belang omvat ook de noodzaak om mededelingen over de strafzaak persoonlijk aan de verdachte te kunnen overhandigen.

2. De verdachte is bevoegd zich bij het verhoor door een raadsman te doen bijstaan. De raadsman wordt bij het verhoor in de gelegenheid gesteld de nodige opmerkingen te maken.

Dit lid stelt dat de verdachte het recht heeft om zich tijdens het verhoor te laten bijstaan door een raadsman (advocaat). De raadsman moet tijdens dit verhoor de kans krijgen om de relevante opmerkingen te maken.

3. Van het verhoor wordt proces-verbaal opgemaakt door de officier of de hulpofficier die het bevel verleent. Dit proces-verbaal wordt bij de processtukken gevoegd.

Dit lid schrijft voor dat de officier van justitie of de hulpofficier die het bevel tot inverzekeringstelling geeft, een proces-verbaal (officieel verslag) moet opmaken van het verhoor. Dit proces-verbaal wordt vervolgens toegevoegd aan de verzameling documenten die betrekking hebben op de strafzaak (de processtukken).

4. De hulpofficier geeft van zijn bevel onverwijld kennis aan de officier van justitie.

Dit lid bepaalt dat wanneer een hulpofficier een bevel tot inverzekeringstelling geeft, hij dit bevel onmiddellijk (onverwijld) moet melden aan de officier van justitie.

5. Zodra het belang van het onderzoek dit toelaat, gelast de officier van justitie de invrijheidstelling van de verdachte. Indien het onderzoeksbelang nog slechts bestaat uit het uitreiken aan de verdachte in persoon van een mededeling over de strafzaak, wordt deze mededeling zo spoedig mogelijk uitgereikt en de verdachte daarna in vrijheid gesteld.

Dit lid stelt dat de officier van justitie de opdracht (gelast) moet geven om de verdachte vrij te laten zodra het belang van het onderzoek dit mogelijk maakt. Als het enige resterende belang van het onderzoek het persoonlijk overhandigen van een mededeling over de strafzaak aan de verdachte is, dan moet deze mededeling zo snel mogelijk worden uitgereikt, waarna de verdachte in vrijheid wordt gesteld.