Artikel 558 (Ongedaanmaken biometrische beveiliging inbeslaggenomen werk)
In geval een inbeslaggenomen geautomatiseerd werk biometrisch is beveiligd of de gegevens biometrisch zijn versleuteld in de vorm van een vingerafdruk of een opname van de iris of het gezicht, kan de officier van justitie bevelen dat de opsporingsambtenaar deze beveiliging of versleuteling ongedaan maakt. De opsporingsambtenaar kan ter uitvoering van dat bevel tegen de wil van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij deze beveiliging of versleuteling ongedaan kan maken, de maatregelen treffen die daartoe redelijkerwijs noodzakelijk zijn.
Details
[Vervalt op 01-10-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]
Uitleg in duidelijke taal
In geval een inbeslaggenomen geautomatiseerd werk biometrisch is beveiligd of de gegevens biometrisch zijn versleuteld in de vorm van een vingerafdruk of een opname van de iris of het gezicht, kan de officier van justitie bevelen dat de opsporingsambtenaar deze beveiliging of versleuteling ongedaan maakt. De opsporingsambtenaar kan ter uitvoering van dat bevel tegen de wil van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij deze beveiliging of versleuteling ongedaan kan maken, de maatregelen treffen die daartoe redelijkerwijs noodzakelijk zijn.
Dit artikel bepaalt het volgende: Wanneer een inbeslaggenomen geautomatiseerd werk (bijvoorbeeld een computer of smartphone) biometrisch is beveiligd, of als de gegevens op zo'n werk biometrisch zijn versleuteld door middel van een vingerafdruk of een opname van de iris of het gezicht, dan kan de officier van justitie een bevel geven aan de opsporingsambtenaar om deze beveiliging of versleuteling ongedaan te maken. De opsporingsambtenaar is vervolgens bevoegd om, ter uitvoering van dat bevel, de maatregelen te treffen die daartoe redelijkerwijs noodzakelijk zijn. Deze maatregelen mogen ook worden getroffen tegen de wil van de persoon van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij in staat is om deze beveiliging of versleuteling ongedaan te maken.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2017:3185
ECLI:NL:HR:2016:1325 - Levenslange gevangenisstraf in strijd met EVRM zonder reële herbeoordelingsmogelijkheid
De Hoge Raad oordeelt dat de Nederlandse praktijk van de levenslange gevangenisstraf in strijd is met art. 3 EVRM. Er ontbreekt een reële, voorzienbare mogelijkheid tot herbeoordeling van de straf, gericht op resocialisatie en eventuele vrijlating. De zaak wordt aangehouden in afwachting van nieuwe regelgeving.
ECLI:NL:HR:2017:970 - Herziening ontnemingsmaatregel: de gedifferentieerde toets van artikel 577b Sv
De Hoge Raad stelt vast dat de eisen voor het wijzigen van een ontnemingsmaatregel (art. 577b Sv) afhangen van de grondslag. Een verzoek tot herberekening van het voordeel vereist nieuwe, zwaarwegende feiten. Voor andere gronden, zoals draagkracht, is de toetsing soepeler.