Terug naar bibliotheek
Vierde Boek. Eenige rechtsplegingen van bijzonderen aard
Titel X. Innovatie van verschillende onderwerpen
Tweede afdeling. Vastleggen en kennisnemen van gegevens na inbeslagneming
Artikel 557

Artikel 557 (Onderzoek gegevens elders na inbeslagneming)

Laatste versie

1. In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, kan de officier van justitie, na een daartoe verkregen machtiging van de rechter-commissaris, na inbeslagneming van een geautomatiseerd werk, in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar in een elders aanwezig geautomatiseerd werk onderzoek doet naar gegevens die ten tijde van de inbeslagneming waren opgeslagen of gedurende een periode van drie dagen na de inbeslagneming zijn opgeslagen op dat elders aanwezige geautomatiseerd werk en die redelijkerwijs nodig zijn om de waarheid aan de dag te brengen. Worden dergelijke gegevens aangetroffen, dan kunnen zij worden vastgelegd. De officier van justitie kan dit bevel geven tot uiterlijk drie dagen na de inbeslagneming.

2. De officier van justitie kan, ook in het geval hij in de drie dagen na de inbeslagneming van het geautomatiseerd werk nog geen bevel heeft gegeven, na een daartoe verkregen machtiging van de rechter-commissaris en indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, bevelen dat een opsporingsambtenaar het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, doet naar gegevens die ten tijde van de inbeslagneming waren opgeslagen of die gedurende een periode van ten hoogste drie maanden na de inbeslagneming zijn opgeslagen op dat elders aanwezige geautomatiseerd werk.

3. Het bevel, bedoeld in het tweede lid, kan na een daartoe verkregen machtiging van de rechter-commissaris en indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, door de officier van justitie telkens verlengd worden voor een periode van ten hoogste drie maanden, tot een periode van in totaal zes maanden.

4. Het onderzoek naar gegevens in een elders aanwezig geautomatiseerd werk reikt niet verder dan voor zover de gebruiker van het inbeslaggenomen geautomatiseerd werk, met toestemming van de rechthebbende tot het elders aanwezige geautomatiseerd werk, daartoe toegang heeft.

5. Artikel 556, vierde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.

Details

[Vervalt op 01-10-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Uitleg in duidelijke taal

1. In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, kan de officier van justitie, na een daartoe verkregen machtiging van de rechter-commissaris, na inbeslagneming van een geautomatiseerd werk, in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar in een elders aanwezig geautomatiseerd werk onderzoek doet naar gegevens die ten tijde van de inbeslagneming waren opgeslagen of gedurende een periode van drie dagen na de inbeslagneming zijn opgeslagen op dat elders aanwezige geautomatiseerd werk en die redelijkerwijs nodig zijn om de waarheid aan de dag te brengen. Worden dergelijke gegevens aangetroffen, dan kunnen zij worden vastgelegd. De officier van justitie kan dit bevel geven tot uiterlijk drie dagen na de inbeslagneming.

Dit betekent letterlijk: In de situatie van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of bij verdenking van een misdrijf zoals genoemd in artikel 67, eerste lid, kan de officier van justitie een bevel geven. Dit kan alleen nadat hij een machtiging van de rechter-commissaris heeft verkregen en nadat een geautomatiseerd werk in beslag genomen is. Dit bevel, dat in het belang van het onderzoek moet zijn, houdt in dat een opsporingsambtenaar onderzoek doet in een elders aanwezig geautomatiseerd werk. Het onderzoek is gericht op gegevens die ofwel ten tijde van de inbeslagneming waren opgeslagen, ofwel gedurende drie dagen na de inbeslagneming zijn opgeslagen op dat elders aanwezige geautomatiseerd werk. Deze gegevens moeten redelijkerwijs nodig zijn om de waarheid aan de dag te brengen. Als zulke gegevens worden gevonden (aangetroffen), mogen deze vastgelegd worden. De officier van justitie mag dit bevel geven tot uiterlijk drie dagen na de inbeslagneming.

2. De officier van justitie kan, ook in het geval hij in de drie dagen na de inbeslagneming van het geautomatiseerd werk nog geen bevel heeft gegeven, na een daartoe verkregen machtiging van de rechter-commissaris en indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, bevelen dat een opsporingsambtenaar het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, doet naar gegevens die ten tijde van de inbeslagneming waren opgeslagen of die gedurende een periode van ten hoogste drie maanden na de inbeslagneming zijn opgeslagen op dat elders aanwezige geautomatiseerd werk.

Dit betekent letterlijk: De officier van justitie kan ook een bevel geven voor het onderzoek zoals beschreven in het eerste lid, zelfs als hij dit bevel niet binnen de eerste drie dagen na de inbeslagneming van het geautomatiseerd werk heeft gegeven. Hiervoor moet hij een machtiging van de rechter-commissaris hebben verkregen, en het belang van het onderzoek moet dit dringend vorderen. Het bevel houdt in dat een opsporingsambtenaar het onderzoek, zoals bedoeld in het eerste lid, uitvoert naar gegevens die ofwel ten tijde van de inbeslagneming waren opgeslagen, ofwel gedurende een periode van maximaal drie maanden na de inbeslagneming zijn opgeslagen op dat elders aanwezige geautomatiseerd werk.

3. Het bevel, bedoeld in het tweede lid, kan na een daartoe verkregen machtiging van de rechter-commissaris en indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, door de officier van justitie telkens verlengd worden voor een periode van ten hoogste drie maanden, tot een periode van in totaal zes maanden.

Dit betekent letterlijk: Het bevel zoals genoemd in het tweede lid, kan door de officier van justitie telkens verlengd worden. Voorwaarden hiervoor zijn dat er een machtiging is verkregen van de rechter-commissaris en dat het belang van het onderzoek de verlenging dringend vordert. Elke verlenging is voor een periode van maximaal drie maanden. De totale duur van het bevel, inclusief alle verlengingen, mag niet meer dan zes maanden bedragen.

4. Het onderzoek naar gegevens in een elders aanwezig geautomatiseerd werk reikt niet verder dan voor zover de gebruiker van het inbeslaggenomen geautomatiseerd werk, met toestemming van de rechthebbende tot het elders aanwezige geautomatiseerd werk, daartoe toegang heeft.

Dit betekent letterlijk: Het onderzoek naar gegevens in een elders aanwezig geautomatiseerd werk is beperkt. Het mag niet verder gaan dan de mate waarin de gebruiker van het inbeslaggenomen geautomatiseerd werk toegang had tot dat elders aanwezige geautomatiseerd werk. Die toegang moet bovendien verkregen zijn met toestemming van de rechthebbende van het elders aanwezige geautomatiseerd werk.

5. Artikel 556, vierde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.

Dit betekent letterlijk: De bepalingen van artikel 556, vierde tot en met achtste lid, zijn op eenzelfde wijze van toepassing (oftewel van overeenkomstige toepassing) op de situaties die in dit artikel (artikel 557) worden beschreven.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad41x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:537

ECLI:NL:HR:2015:53710 maart 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Penitentiair Strafrecht
Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:3186 - Tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf bij niet-onherroepelijk vonnis is mogelijk

ECLI:NL:HR:2017:318619 december 2017Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat een voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer kan worden gelegd bij overtreding van dadelijk uitvoerbaar verklaarde voorwaarden, ook als de veroordeling zelf nog niet onherroepelijk is. Dit vormt een wettelijke uitzondering op de hoofdregel van art. 557 Sv.

StrafrechtJeugdstrafrecht, Penitentiair Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:377 - Aanvangstermijn dadelijk uitvoerbare TBS: redelijke wetsuitleg vult wettelijke leemte

ECLI:NL:HR:2020:3773 maart 2020Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak

Een dadelijk uitvoerbaar verklaarde TBS met voorwaarden vangt aan op het moment van tenuitvoerlegging, niet pas bij onherroepelijkheid van de uitspraak. De Hoge Raad vult hiermee via een redelijke wetsuitleg een leemte in de wet, ondanks dat de klacht zelf niet slaagt.

StrafrechtPenitentiair Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BM8030

ECLI:NL:HR:2011:BM80308 februari 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AR5096

ECLI:NL:HR:2005:AR509618 januari 2005Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:1947

ECLI:NL:HR:2018:194716 oktober 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:2584

ECLI:NL:HR:2015:258415 september 2015Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Internationaal Strafrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:531

ECLI:NL:HR:2015:53110 maart 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:512

ECLI:NL:HR:2015:5123 maart 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1028 - Dadelijke uitvoerbaarheid vrijheidsbeperkende maatregel bij huiselijk geweld en recidivegevaar

ECLI:NL:HR:2022:102812 juli 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat een vrijheidsbeperkende maatregel (art. 38v Sr) dadelijk uitvoerbaar mag worden verklaard als het oordeel is gebaseerd op concrete feiten, zoals eerdere geweldsrecidive jegens hetzelfde slachtoffer en een conflictueuze echtscheidingsprocedure, die een ernstig risico op herhaling aannemelijk maken.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten