Artikel 539e (Delegatie opsporingsbevoegdheden commandant, schipper, gezagvoerder)
1. De commandant kan een verrichting, waartoe hij op grond van een der bepalingen van deze Titel als zodanig dan wel na aanwijzing op grond van artikel 539d als opsporingsambtenaar bevoegd is, opdragen aan een onder zijn bevelen staande officier.
2. De schipper kan een verrichting, waartoe hij op grond van een der bepalingen van deze Titel bevoegd is, opdragen aan een onder zijn bevelen staande scheepsofficier. De gezagvoerder van een luchtvaartuig kan een verrichting, waartoe hij op grond van een der bepalingen van deze Titel bevoegd is, opdragen aan een onder zijn bevelen staand lid van de bemanning.
Uitleg in duidelijke taal
1. De commandant kan een verrichting, waartoe hij op grond van een der bepalingen van deze Titel als zodanig dan wel na aanwijzing op grond van artikel 539d als opsporingsambtenaar bevoegd is, opdragen aan een onder zijn bevelen staande officier.
Dit betekent dat de commandant een specifieke handeling (verrichting) mag laten uitvoeren door een officier die onder zijn bevel staat. Voorwaarde is dat de commandant zelf bevoegd moet zijn om die handeling te verrichten. Deze bevoegdheid kan hij hebben in zijn hoedanigheid als commandant volgens de bepalingen van deze Titel, of omdat hij specifiek is aangewezen als opsporingsambtenaar volgens artikel 539d.
2. De schipper kan een verrichting, waartoe hij op grond van een der bepalingen van deze Titel bevoegd is, opdragen aan een onder zijn bevelen staande scheepsofficier. De gezagvoerder van een luchtvaartuig kan een verrichting, waartoe hij op grond van een der bepalingen van deze Titel bevoegd is, opdragen aan een onder zijn bevelen staand lid van de bemanning.
Dit houdt in dat de schipper een handeling (verrichting) mag opdragen aan een scheepsofficier die onder zijn bevel staat, mits de schipper zelf bevoegd is die handeling te verrichten op basis van de bepalingen in deze Titel. Op eenzelfde manier kan de gezagvoerder van een luchtvaartuig een handeling (verrichting) opdragen aan een bemanningslid dat onder zijn bevel staat, indien de gezagvoerder zelf bevoegd is die handeling te verrichten op grond van de bepalingen in deze Titel.