Artikel 539a (Strafvordering buiten rechtsgebied rechtbank)
1. De bevoegdheden, bij enige wetsbepaling toegekend in verband met de opsporing van strafbare feiten of in verband met het onderzoek daarnaar, anders dan ter terechtzitting, kunnen, voorzover in deze Titel niet anders is bepaald, buiten het rechtsgebied van een rechtbank worden uitgeoefend.
2. De bepalingen van de eerste en tweede afdeling van deze Titel zijn slechts van toepassing ten aanzien van de opsporing en het onderzoek buiten het rechtsgebied van een rechtbank. Voorzover zij betrekking hebben op een aangehouden persoon of een inbeslaggenomen voorwerp blijven zij, ook binnen het rechtsgebied van een rechtbank, van toepassing, totdat de aangehoudene of het voorwerp is overgeleverd aan de officier van justitie of een zijner hulpofficieren.
3. De bevoegdheden, in de bepalingen van deze Titel toegekend, kunnen slechts worden uitgeoefend, voorzover het volkenrecht en het interregionale recht dit toelaten.
Uitleg in duidelijke taal
1. De bevoegdheden, bij enige wetsbepaling toegekend in verband met de opsporing van strafbare feiten of in verband met het onderzoek daarnaar, anders dan ter terechtzitting, kunnen, voorzover in deze Titel niet anders is bepaald, buiten het rechtsgebied van een rechtbank worden uitgeoefend.
Dit lid bepaalt dat de bevoegdheden die door een wetsbepaling zijn verleend met betrekking tot de opsporing van strafbare feiten of het onderzoek hiernaar (niet zijnde een onderzoek ter terechtzitting), ook buiten het territoriale werkgebied (rechtsgebied) van een rechtbank mogen worden aangewend. Dit geldt tenzij in deze specifieke Titel (Titel VIb) anders is vastgelegd.
2. De bepalingen van de eerste en tweede afdeling van deze Titel zijn slechts van toepassing ten aanzien van de opsporing en het onderzoek buiten het rechtsgebied van een rechtbank. Voorzover zij betrekking hebben op een aangehouden persoon of een inbeslaggenomen voorwerp blijven zij, ook binnen het rechtsgebied van een rechtbank, van toepassing, totdat de aangehoudene of het voorwerp is overgeleverd aan de officier van justitie of een zijner hulpofficieren.
Dit lid stelt dat de regels (bepalingen) uit de eerste en tweede afdeling van deze Titel uitsluitend gelden voor de opsporing en het onderzoek die plaatsvinden buiten het rechtsgebied van een rechtbank. Indien deze bepalingen echter betrekking hebben op een persoon die is aangehouden of op een voorwerp dat in beslag is genomen, dan blijven deze bepalingen ook van kracht binnen het rechtsgebied van een rechtbank. Deze toepasselijkheid duurt voort totdat de aangehouden persoon of het inbeslaggenomen voorwerp formeel is overgedragen aan de officier van justitie of aan een van zijn hulpofficieren.
3. De bevoegdheden, in de bepalingen van deze Titel toegekend, kunnen slechts worden uitgeoefend, voorzover het volkenrecht en het interregionale recht dit toelaten.
Dit lid preciseert dat de bevoegdheden die in de bepalingen van deze Titel zijn toegekend, alleen mogen worden uitgeoefend voor zover het internationale recht (volkenrecht) en het recht dat geldt tussen verschillende rechtsgebieden binnen één staat (interregionale recht) dit toestaan. Er is dus een beperking op de uitoefening van deze bevoegdheden door internationaal en interregionaal recht.