Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel IIIC. : De deskundige
Artikel 51m

Artikel 51m (Horen deskundige: initiatief, eed, geen gijzeling)

Laatste versie

1. De rechter kan de deskundige ambtshalve horen, op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte. De rechter kan zijn dagvaarding bevelen. Ten aanzien van de deskundige en zijn verhoor vinden de artikelen 211 tot en met 213 overeenkomstige toepassing.

2. De deskundige wordt bij zijn verhoor op de terechtzitting beëdigd dat hij naar waarheid en zijn geweten zal verklaren.

3. Ten aanzien van de deskundige wordt geen bevel tot gijzeling verleend.

Uitleg in duidelijke taal

1. De rechter kan de deskundige ambtshalve horen, op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte. De rechter kan zijn dagvaarding bevelen. Ten aanzien van de deskundige en zijn verhoor vinden de artikelen 211 tot en met 213 overeenkomstige toepassing.

Dit lid bepaalt dat de rechter de deskundige uit eigen beweging (ambtshalve) kan horen. Dit kan ook gebeuren op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte. De rechter heeft de bevoegdheid om te bevelen dat de deskundige wordt gedagvaard (formeel opgeroepen). Verder stelt dit lid dat voor de deskundige en diens verhoor de artikelen 211 tot en met 213 op een gelijke manier van toepassing zijn.

2. De deskundige wordt bij zijn verhoor op de terechtzitting beëdigd dat hij naar waarheid en zijn geweten zal verklaren.

Dit lid schrijft voor dat de deskundige, wanneer deze wordt gehoord tijdens de terechtzitting, de eed moet afleggen. Deze eed houdt in dat de deskundige zal verklaren naar waarheid en overeenkomstig zijn of haar geweten.

3. Ten aanzien van de deskundige wordt geen bevel tot gijzeling verleend.

Dit lid stelt dat er met betrekking tot de deskundige geen bevel tot gijzeling zal worden uitgevaardigd. Een deskundige kan dus niet worden gegijzeld.