Artikel 51f (Voeging benadeelde partij schadevergoeding strafproces)
1. Degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, kan zich terzake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces.
2. Indien de in het eerste lid genoemde persoon ten gevolge van het strafbare feit is overleden, kunnen zich voegen diens erfgenamen ter zake van hun onder algemene titel verkregen vordering en de personen, bedoeld in artikel 108, eerste tot en met vierde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek ter zake van de daar bedoelde vorderingen. Indien de in het eerste lid genoemde persoon ten gevolge van het strafbare feit letsel heeft, kunnen zich voegen de personen, bedoeld in artikel 107, eerste lid, onder a en b, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek ter zake van de daar bedoelde vorderingen.
3. De in het eerste en tweede lid bedoelde personen kunnen zich eveneens voor een deel van hun vordering voegen.
4. Zij die om in een burgerlijk geding in rechte te verschijnen, bijstand behoeven of vertegenwoordigd moeten worden, hebben om zich overeenkomstig het eerste lid te voegen, in het strafproces de bijstand of vertegenwoordiging eveneens nodig. Een machtiging van de kantonrechter, als bedoeld in artikel 349, lid 1, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek, is voor die vertegenwoordiger niet vereist. Ten aanzien van de verdachte zijn de bepalingen betreffende bijstand of vertegenwoordiging, nodig in burgerlijke zaken, niet van toepassing.
5. Indien de officier van justitie een vervolging instelt of voortzet, doet hij de benadeelde partij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling. Indien de zaak ter terechtzitting zal worden behandeld, deelt de officier van justitie de benadeelde partij zo spoedig mogelijk het tijdstip van behandeling mee.
Uitleg in duidelijke taal
1. Degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, kan zich terzake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces.
Dit betekent letterlijk: De persoon die direct schade heeft ondervonden als gevolg van een strafbaar feit, heeft de mogelijkheid om zich met zijn eis tot schadevergoeding aan te sluiten bij de strafzaak als benadeelde partij.
2. Indien de in het eerste lid genoemde persoon ten gevolge van het strafbare feit is overleden, kunnen zich voegen diens erfgenamen ter zake van hun onder algemene titel verkregen vordering en de personen, bedoeld in artikel 108, eerste tot en met vierde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek ter zake van de daar bedoelde vorderingen. Indien de in het eerste lid genoemde persoon ten gevolge van het strafbare feit letsel heeft, kunnen zich voegen de personen, bedoeld in artikel 107, eerste lid, onder a en b, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek ter zake van de daar bedoelde vorderingen.
Dit betekent letterlijk: Als de persoon die in het eerste lid wordt genoemd, is overleden als direct gevolg van het strafbare feit, dan kunnen zijn of haar erfgenamen zich voegen voor de vordering die zij onder algemene titel hebben verkregen. Ook de personen die genoemd worden in artikel 108, eerste tot en met vierde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek kunnen zich voegen voor de vorderingen die daar worden bedoeld. Als de persoon genoemd in het eerste lid letsel heeft opgelopen als direct gevolg van het strafbare feit, dan kunnen de personen die genoemd worden in artikel 107, eerste lid, onder a en b, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zich voegen voor de vorderingen die daar worden bedoeld.
3. De in het eerste en tweede lid bedoelde personen kunnen zich eveneens voor een deel van hun vordering voegen.
Dit betekent letterlijk: De personen die in het eerste en tweede lid worden genoemd, hebben ook de mogelijkheid om zich voor slechts een gedeelte van hun vordering in de strafzaak te voegen.
4. Zij die om in een burgerlijk geding in rechte te verschijnen, bijstand behoeven of vertegenwoordigd moeten worden, hebben om zich overeenkomstig het eerste lid te voegen, in het strafproces de bijstand of vertegenwoordiging eveneens nodig. Een machtiging van de kantonrechter, als bedoeld in artikel 349, lid 1, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek, is voor die vertegenwoordiger niet vereist. Ten aanzien van de verdachte zijn de bepalingen betreffende bijstand of vertegenwoordiging, nodig in burgerlijke zaken, niet van toepassing.
Dit betekent letterlijk: Personen die voor het verschijnen in een civiele procedure (burgerlijk geding) juridische bijstand nodig hebben of vertegenwoordigd moeten worden, hebben deze bijstand of vertegenwoordiging ook nodig wanneer zij zich, zoals beschreven in het eerste lid, als benadeelde partij in het strafproces voegen. Voor deze vertegenwoordiger is geen machtiging van de kantonrechter nodig, zoals bedoeld in artikel 349, lid 1, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek. Met betrekking tot de verdachte gelden de regels over bijstand of vertegenwoordiging die in burgerlijke zaken nodig zijn, in dit verband niet.
5. Indien de officier van justitie een vervolging instelt of voortzet, doet hij de benadeelde partij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling. Indien de zaak ter terechtzitting zal worden behandeld, deelt de officier van justitie de benadeelde partij zo spoedig mogelijk het tijdstip van behandeling mee.
Dit betekent letterlijk: Wanneer de officier van justitie besluit om een strafvervolging te starten of voort te zetten, stelt hij de benadeelde partij hiervan zo snel mogelijk schriftelijk op de hoogte. Als de zaak voor de rechter zal komen (ter terechtzitting zal worden behandeld), dan informeert de officier van justitie de benadeelde partij zo snel mogelijk over het tijdstip waarop de behandeling zal plaatsvinden.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2019:793 - Overzichtsarrest vordering benadeelde partij: schadebegroting en motivering - 27 mei 2019
De Hoge Raad geeft een overzicht van de regels voor de vordering van de benadeelde partij. Dat de omvang van schade is geschat (art. 6:97 BW), staat toewijzing niet in de weg, mits de rechter zijn oordeel toereikend motiveert aan de hand van vaststaande feiten.
ECLI:NL:HR:2016:1522 - Hoge Raad - 4 juli 2016
ECLI:NL:HR:2016:2241 - Shockschade: vaststelling recht versus motivering hoogte van de vergoeding - 3 oktober 2016
De Hoge Raad bevestigt dat recht op shockschade bestaat bij een medisch vastgesteld ziektebeeld na directe confrontatie. De rechter moet de hoogte van de schadevergoeding echter toereikend motiveren, zeker bij betwisting, en kan niet volstaan met algemene verwijzingen naar de ernst van het feit.
ECLI:NL:HR:2023:414 - Proceskosten benadeelde partij: geen vergoeding reiskosten bij bijstand door advocaat - 27 maart 2023
De Hoge Raad oordeelt dat een benadeelde partij die in het strafproces wordt bijgestaan door een advocaat, geen aanspraak kan maken op vergoeding van de eigen reis- en verblijfkosten. De regeling voor proceskosten uit het burgerlijk procesrecht wordt analoog toegepast.
ECLI:NL:HR:2017:653 - Hoge Raad: Kosten rechtsbijstand zijn proceskosten, geen directe schadevergoeding - 10 april 2017
Kosten voor rechtsbijstand van een benadeelde partij kwalificeren niet als rechtstreekse schade (art. 51f Sv), maar als proceskosten (art. 592a Sv). Ze mogen daarom niet worden opgenomen in de vordering tot schadevergoeding of de schadevergoedingsmaatregel (art. 36f Sr).
ECLI:NL:HR:2021:840 - Kosten camerasysteem zijn rechtstreekse schade bij belaging - 14 juni 2021
De kosten voor het plaatsen van een camerasysteem kunnen rechtstreekse schade vormen in de zin van artikel 51f Sv. Als een slachtoffer van belaging uit angst en een onveiligheidsgevoel camera's installeert, is er voldoende causaal verband met het strafbare feit voor toewijzing van de schadevergoeding.
ECLI:NL:HR:2021:1947 - Hoge Raad bevestigt: strenge eisen voor vergoeding van shockschade blijven gelden - 23 december 2021
De Hoge Raad handhaaft het onderscheid in bewijslast voor immateriële schade. Voor shockschade, geclaimd door een derde, is in de regel een in de psychiatrie erkend ziektebeeld vereist. Deze strengere eis geldt niet voor geestelijk letsel bij het directe slachtoffer.
ECLI:NL:GHAMS:2024:948 - Gerechtshof Amsterdam - 14 april 2024
ECLI:NL:HR:2015:216 - Hoge Raad - 2 februari 2015
ECLI:NL:HR:2014:917 - Voeging benadeelde partij: erfgenaam kan procespositie niet overnemen na overlijden - 14 april 2014
Het strafprocesrecht voorziet niet in de mogelijkheid voor een erfgenaam om na het overlijden van de benadeelde partij diens procespositie over te nemen. De rechter beslist op de vordering van de oorspronkelijk gevoegde, overleden benadeelde partij. De vordering wordt aan de overledene toegewezen.