Artikel 51ac (Informatieverstrekking aan slachtoffer strafzaak)
1. De officier van justitie draagt er zorg voor dat het slachtoffer onverwijld in kennis wordt gesteld van zijn recht om voldoende informatie te ontvangen over de aanvang en voortgang van de zaak, naar aanleiding van een tegen het slachtoffer begaan strafbaar feit. Het slachtoffer wordt in het bijzonder in kennis gesteld van zijn recht om informatie te ontvangen over:
a. het afzien van een opsporingsonderzoek of het beëindigen daarvan; b. het niet vervolgen van een strafbaar feit; c. het inzenden van een proces-verbaal tegen een verdachte; d. de aanvang en voortzetting van de vervolging, waaronder de uitvaardiging van een strafbeschikking; e. de aard van het aan de verdachte ten laste gelegde; f. de plaats, de datum en het tijdstip van de terechtzitting; g. de einduitspraak in de strafzaak tegen de verdachte; h. het instellen of uitblijven van hoger beroep; i. de afzonderlijke beslissing waarbij met toepassing van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg een zorgmachtiging krachtens de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg of een rechterlijke machtiging voor onvrijwillige opname krachtens de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten wordt afgegeven; j. de in het vierde en vijfde lid genoemde mededelingen en over de maatregel bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, voor zover de maatregel betrekking heeft op door het slachtoffer zelf geleden schade; k. de tenuitvoerlegging van een uitgevaardigde strafbeschikking.
2. Aan het slachtoffer dat daarom verzoekt wordt mededeling gedaan van de aanvang en voortgang in de zaak als bedoeld in het eerste lid. In het bijzonder wordt door de ambtenaar van politie, of de andere opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141 onder c en d, ten minste mededeling gedaan van de informatie als bedoeld onder a, wordt door de officier van justitie ten minste mededeling gedaan van de informatie als bedoeld onder b tot en met f en onder h, en wordt door Onze Minister van Justitie en Veiligheid ten minste mededeling gedaan van de informatie als bedoeld onder g, i, j en k van het eerste lid.
3. Het slachtoffer ontvangt op zijn verzoek als bedoeld in het tweede lid voldoende informatie om te beslissen of hij beklag zal doen bij het gerechtshof als bedoeld in artikel 12. De mededelingen betreffende de informatie als bedoeld in het eerste lid, onder a en b omvatten naast de beslissing ten minste de motivering of een samenvatting van de motivering van de betrokken beslissing.
4. Onze Minister van Justitie en Veiligheid doet het slachtoffer op zijn verzoek onverwijld mededeling van de invrijheidstelling of ontsnapping van de verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevindt, of van de veroordeelde.
5. Onze Minister van Justitie en Veiligheid doet het slachtoffer op zijn verzoek mededeling van de maatregelen die voor zijn bescherming zijn genomen indien de verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevindt, of de veroordeelde in vrijheid wordt gesteld of is ontsnapt.
6. Indien een aanwijsbaar risico bestaat dat de verdachte of de veroordeelde als gevolg van de mededeling als bedoeld in het vierde en vijfde lid schade wordt berokkend, dan blijft elke mededeling achterwege.
7. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake het recht van het slachtoffer om informatie te ontvangen in verband met de zaak en inzake het doen van mededeling aan het slachtoffer in verband met de zaak.
8. Waar deze wet voorziet in een verzoek van een slachtoffer, kan een schriftelijk verzoek langs elektronische weg worden overgedragen met behulp van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen elektronische voorziening.
Uitleg in duidelijke taal
1. De officier van justitie draagt er zorg voor dat het slachtoffer onverwijld in kennis wordt gesteld van zijn recht om voldoende informatie te ontvangen over de aanvang en voortgang van de zaak, naar aanleiding van een tegen het slachtoffer begaan strafbaar feit. Het slachtoffer wordt in het bijzonder in kennis gesteld van zijn recht om informatie te ontvangen over:
Dit betekent dat de officier van justitie ervoor moet zorgen dat het slachtoffer direct (onverwijld) wordt geïnformeerd over zijn recht om genoeg (voldoende) informatie te krijgen over het begin (aanvang) en de ontwikkeling (voortgang) van de strafzaak. Deze zaak is het gevolg van een strafbaar feit dat tegen het slachtoffer is gepleegd. In het bijzonder wordt het slachtoffer geïnformeerd over zijn recht op informatie betreffende:
a. het afzien van een opsporingsonderzoek of het beëindigen daarvan;
Dit houdt in dat het slachtoffer geïnformeerd wordt als er besloten wordt om geen opsporingsonderzoek te starten, of als een al lopend opsporingsonderzoek wordt gestopt.
b. het niet vervolgen van een strafbaar feit;
Dit betekent dat het slachtoffer te horen krijgt als besloten wordt een strafbaar feit niet verder strafrechtelijk te behandelen (vervolgen).
c. het inzenden van een proces-verbaal tegen een verdachte;
Dit houdt in dat het slachtoffer geïnformeerd wordt wanneer een officieel verslag (proces-verbaal) van de feiten tegen een verdachte wordt ingediend bij de bevoegde instanties.
d. de aanvang en voortzetting van de vervolging, waaronder de uitvaardiging van een strafbeschikking;
Dit betekent dat het slachtoffer geïnformeerd wordt over het begin (aanvang) en het doorgaan (voortzetting) van de strafrechtelijke vervolging, inclusief het moment waarop een strafbeschikking (een straf opgelegd door het Openbaar Ministerie zonder tussenkomst van de rechter) wordt uitgegeven.
e. de aard van het aan de verdachte ten laste gelegde;
Dit houdt in dat het slachtoffer geïnformeerd wordt over welk specifiek strafbaar feit de verdachte precies wordt verweten (ten laste gelegd).
f. de plaats, de datum en het tijdstip van de terechtzitting;
Dit betekent dat het slachtoffer geïnformeerd wordt over waar (de plaats), wanneer (de datum) en hoe laat (het tijdstip) de rechtszitting zal plaatsvinden.
g. de einduitspraak in de strafzaak tegen de verdachte;
Dit houdt in dat het slachtoffer geïnformeerd wordt over de definitieve beslissing (einduitspraak) van de rechter in de strafzaak tegen de verdachte.
h. het instellen of uitblijven van hoger beroep;
Dit betekent dat het slachtoffer geïnformeerd wordt of er hoger beroep wordt aangetekend tegen de uitspraak, of dat dit niet gebeurt (uitblijven).
i. de afzonderlijke beslissing waarbij met toepassing van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg een zorgmachtiging krachtens de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg of een rechterlijke machtiging voor onvrijwillige opname krachtens de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten wordt afgegeven;
Dit houdt in dat het slachtoffer geïnformeerd wordt over een aparte (afzonderlijke) beslissing waarbij, volgens (met toepassing van) artikel 2.3 van de Wet forensische zorg, een zorgmachtiging wordt gegeven op basis van (krachtens) de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, of een rechterlijke machtiging voor onvrijwillige opname wordt gegeven op basis van (krachtens) de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten.
j. de in het vierde en vijfde lid genoemde mededelingen en over de maatregel bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, voor zover de maatregel betrekking heeft op door het slachtoffer zelf geleden schade.
Dit betekent dat het slachtoffer geïnformeerd wordt over de mededelingen die genoemd zijn in het vierde en vijfde lid van dit artikel, en over de schadevergoedingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, maar alleen als (voor zover) die maatregel gaat over schade die het slachtoffer zelf heeft opgelopen (geleden).
2. Aan het slachtoffer dat daarom verzoekt wordt mededeling gedaan van de aanvang en voortgang in de zaak als bedoeld in het eerste lid. In het bijzonder wordt door de ambtenaar van politie, of de andere opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141 onder c en d, ten minste mededeling gedaan van de informatie als bedoeld onder a en wordt door de officier van justitie ten minste mededeling gedaan van de informatie als bedoeld onder b tot en met j van het eerste lid.
Dit lid stelt dat wanneer een slachtoffer erom vraagt (daarom verzoekt), hij of zij geïnformeerd zal worden (mededeling gedaan) over het begin (aanvang) en de ontwikkeling (voortgang) van de zaak, zoals beschreven in het eerste lid. Specifiek (in het bijzonder) geldt dat de politieambtenaar, of een andere opsporingsambtenaar zoals genoemd in artikel 141 onder c en d van het Wetboek van Strafvordering, het slachtoffer minstens (ten minste) informeert over hetgeen onder punt a in het eerste lid staat (het afzien van een opsporingsonderzoek of het beëindigen daarvan). De officier van justitie informeert het slachtoffer minstens (ten minste) over de punten b tot en met j van het eerste lid.
3. Het slachtoffer ontvangt op zijn verzoek als bedoeld in het tweede lid voldoende informatie om te beslissen of hij beklag zal doen bij het gerechtshof als bedoeld in artikel 12. De mededelingen betreffende de informatie als bedoeld in het eerste lid, onder a en b omvatten naast de beslissing ten minste de motivering of een samenvatting van de motivering van de betrokken beslissing.
Dit lid bepaalt dat het slachtoffer, na een verzoek zoals genoemd in het tweede lid, genoeg (voldoende) informatie krijgt om te kunnen beslissen of hij of zij een klacht (beklag) wil indienen bij het gerechtshof, zoals mogelijk is volgens artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (de zogenaamde artikel 12-procedure). De informatie (mededelingen) die verstrekt wordt over de punten a (afzien/beëindigen opsporingsonderzoek) en b (niet vervolgen) van het eerste lid, moet niet alleen de beslissing zelf bevatten, maar ook minstens (ten minste) de redengeving (motivering) van die beslissing, of een samenvatting daarvan.
4. De officier van justitie doet het slachtoffer op zijn verzoek onverwijld mededeling van de invrijheidstelling of ontsnapping van de verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevindt, of van de veroordeelde.
Dit lid schrijft voor dat de officier van justitie het slachtoffer, als deze daarom vraagt (op zijn verzoek), direct (onverwijld) moet informeren (mededeling doen van) over de vrijlating (invrijheidstelling) of ontsnapping van de verdachte die in voorlopige hechtenis zat, of van de persoon die al veroordeeld is (de veroordeelde).
5. De officier van justitie doet het slachtoffer op zijn verzoek mededeling van de maatregelen die voor zijn bescherming zijn genomen indien de verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevindt, of de veroordeelde in vrijheid wordt gesteld of is ontsnapt.
Dit lid stelt dat de officier van justitie het slachtoffer, op diens verzoek, informeert (mededeling doet van) over de maatregelen die zijn genomen om het slachtoffer te beschermen. Dit gebeurt in de situatie dat de verdachte (die in voorlopige hechtenis zat) of de veroordeelde persoon wordt vrijgelaten (in vrijheid wordt gesteld) of is ontsnapt.
6. Indien een aanwijsbaar risico bestaat dat de verdachte of de veroordeelde als gevolg van de mededeling als bedoeld in het vierde en vijfde lid schade wordt berokkend, dan blijft elke mededeling achterwege.
Dit lid bepaalt dat als er een duidelijk (aanwijsbaar) risico is dat de verdachte of de veroordeelde schade zal lijden (wordt berokkend) doordat de informatie genoemd in het vierde en vijfde lid (over invrijheidstelling/ontsnapping en beschermingsmaatregelen) wordt verstrekt, deze informatie dan niet aan het slachtoffer wordt gegeven (elke mededeling blijft achterwege).
7. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake het recht van het slachtoffer om informatie te ontvangen in verband met de zaak en inzake het doen van mededeling aan het slachtoffer in verband met de zaak.
Dit lid geeft aan dat er via een regeling van een minister (ministeriële regeling) nadere regels kunnen worden gemaakt (gesteld) over het recht van het slachtoffer op informatie die te maken heeft met (in verband met) de zaak. Ook kunnen er regels worden gesteld over hoe deze informatie aan het slachtoffer moet worden meegedeeld (het doen van mededeling).
8. Waar deze wet voorziet in een verzoek van een slachtoffer, kan een schriftelijk verzoek langs elektronische weg worden overgedragen met behulp van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen elektronische voorziening.
Dit lid stelt dat wanneer deze wet aangeeft (voorziet in) dat een slachtoffer een verzoek kan doen, zo'n schriftelijk verzoek ook via elektronische weg (digitaal) kan worden verstuurd (overgedragen). Dit moet dan gebeuren met gebruikmaking van (met behulp van) een elektronisch systeem (elektronische voorziening) dat is aangewezen door of op basis van (bij of krachtens) een algemene maatregel van bestuur (een nadere wettelijke regeling).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2019:793
ECLI:NL:HR:2018:2334 - Inzagerecht slachtoffer (art. 51b Sv) geldt niet bij uitblijven van vervolging
Een slachtoffer kan op grond van art. 51b Sv geen kennisneming van stukken uit het opsporingsonderzoek vorderen als de officier van justitie niet tot vervolging overgaat. De wet biedt via andere bepalingen, zoals art. 51ac en 12f Sv, voldoende informatiemogelijkheden voor een art. 12 Sv-procedure.