Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel IIIA. Het slachtoffer
Tweede afdeling. Rechten van het slachtoffer
Artikel 51aa

Artikel 51aa (Correcte bejegening, verwijzing en bescherming slachtoffers)

Laatste versie

1. De officier van justitie draagt zorg voor een correcte bejegening van het slachtoffer.

2. De ambtenaar van politie, de officier van justitie of andere opsporingsambtenaren dragen zorg voor verwijzing van het slachtoffer naar een instelling voor slachtofferhulp waar zij toegang hebben tot informatie, advies en ondersteuning.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven betreffende:

a. de toegang van slachtoffers en hun familieleden tot instellingen voor slachtofferhulp, de voorwaarden voor deze toegang, alsmede de financiering, organisatie en werkzaamheden van instellingen voor slachtofferhulp; b. een individuele beoordeling waaraan het slachtoffer tijdig wordt onderworpen om specifieke beschermingsbehoeften te onderkennen en om te bepalen of en in welke mate het slachtoffer, in het bijzonder tijdens het voorbereidend onderzoek en het onderzoek ter terechtzitting, van bijzondere maatregelen gebruik moet kunnen maken; c. maatregelen tot bescherming van slachtoffers, waaronder in het bijzonder minderjarige slachtoffers, en hun familieleden.

4. De in het derde lid bedoelde voorschriften omvatten de plicht om het kind of zijn wettelijk vertegenwoordiger te informeren over alle rechten en maatregelen die specifiek verband houden met het kind.

5. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:

a. het gebruik door de rechtspersoon, bedoeld in artikel 7 van de Wet Justitie-subsidies, van het burgerservicenummer van het slachtoffer of zijn familieleden; b. de gevallen waarin de rechtspersoon in verband met de uitvoering van artikel 12 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, bevoegd is een registratie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d, van die wet te raadplegen.

Uitleg in duidelijke taal

1. De officier van justitie draagt zorg voor een correcte bejegening van het slachtoffer.

Dit betekent letterlijk dat de officier van justitie ervoor verantwoordelijk is dat het slachtoffer op een correcte manier wordt behandeld.

2. De ambtenaar van politie, de officier van justitie of andere opsporingsambtenaren dragen zorg voor verwijzing van het slachtoffer naar een instelling voor slachtofferhulp waar zij toegang hebben tot informatie, advies en ondersteuning.

Dit houdt in dat de politieambtenaar, de officier van justitie of andere opsporingsambtenaren ervoor moeten zorgen dat het slachtoffer wordt doorverwezen naar een organisatie voor slachtofferhulp. Bij deze organisatie kan het slachtoffer informatie, advies en ondersteuning krijgen.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven betreffende:

Dit betekent dat er via een algemene maatregel van bestuur, of op basis daarvan, regels (voorschriften) worden vastgesteld over de volgende onderwerpen:

a. de toegang van slachtoffers en hun familieleden tot instellingen voor slachtofferhulp, de voorwaarden voor deze toegang, alsmede de financiering, organisatie en werkzaamheden van instellingen voor slachtofferhulp;

Dit betreft de manier waarop slachtoffers en hun familieleden toegang krijgen tot instellingen voor slachtofferhulp, de voorwaarden die hiervoor gelden, en ook de financiering, de manier waarop deze instellingen zijn georganiseerd (organisatie) en de taken (werkzaamheden) die zij uitvoeren.

b. een individuele beoordeling waaraan het slachtoffer tijdig wordt onderworpen om specifieke beschermingsbehoeften te onderkennen en om te bepalen of en in welke mate het slachtoffer, in het bijzonder tijdens het voorbereidend onderzoek en het onderzoek ter terechtzitting, van bijzondere maatregelen gebruik moet kunnen maken;

Dit gaat over een persoonlijke beoordeling (individuele beoordeling) die tijdig bij het slachtoffer moet plaatsvinden. Het doel hiervan is om vast te stellen (onderkennen) of het slachtoffer specifieke behoeften aan bescherming heeft. Ook wordt hiermee bepaald of, en in welke mate, het slachtoffer gebruik moet kunnen maken van speciale maatregelen (bijzondere maatregelen), vooral tijdens de fase van het voorbereidend onderzoek en tijdens de behandeling van de zaak op de zitting (onderzoek ter terechtzitting).

c. maatregelen tot bescherming van slachtoffers, waaronder in het bijzonder minderjarige slachtoffers, en hun familieleden.

Dit betreft maatregelen die bedoeld zijn om slachtoffers te beschermen, met speciale aandacht voor minderjarige slachtoffers, en ook hun familieleden.

4. De in het derde lid bedoelde voorschriften omvatten de plicht om het kind of zijn wettelijk vertegenwoordiger te informeren over alle rechten en maatregelen die specifiek verband houden met het kind.

Dit betekent dat de regels (voorschriften) die in het derde lid worden genoemd, ook de verplichting (plicht) inhouden om het kind, of de persoon die het kind wettelijk vertegenwoordigt (wettelijk vertegenwoordiger), te informeren over alle rechten en maatregelen die speciaal voor het kind gelden (specifiek verband houden met het kind).

5. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:

Dit betekent dat er via een algemene maatregel van bestuur regels worden vastgesteld met betrekking tot:

a. het gebruik door de rechtspersoon, bedoeld in artikel 7 van de Wet Justitie-subsidies, van het burgerservicenummer van het slachtoffer of zijn familieleden;

Dit betreft het gebruik van het burgerservicenummer (BSN) van het slachtoffer of diens familieleden door de rechtspersoon die genoemd wordt in artikel 7 van de Wet Justitie-subsidies.

b. de gevallen waarin de rechtspersoon in verband met de uitvoering van artikel 12 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, bevoegd is een registratie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d, van die wet te raadplegen.

Dit gaat over de specifieke situaties (gevallen) waarin de genoemde rechtspersoon, in het kader van de uitvoering van artikel 12 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, de bevoegdheid heeft om een registratie te raadplegen. Deze registratie is zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van diezelfde wet.