Artikel 489 (Aanhouding jeugdige verdachte en rechtsbijstand)
1. Indien de verdachte is aangehouden, stelt de officier van justitie of de hulpofficier van justitie die bij de voorgeleiding beveelt dat de verdachte wordt opgehouden voor onderzoek, het bestuur van de raad voor rechtsbijstand direct van zijn aanhouding in kennis, opdat het bestuur een raadsman aanwijst. Deze kennisgeving kan achterwege blijven indien de verdachte een raadsman heeft gekozen en deze of een vervangende raadsman tijdig beschikbaar zal zijn.
2. Artikel 28a is niet van toepassing.
3. Voor het ophouden voor onderzoek kan elke daartoe geschikte plaats worden aangewezen.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2019. Zie het overzicht van wijzigingen]
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien de verdachte is aangehouden, stelt de officier van justitie of de hulpofficier van justitie die bij de voorgeleiding beveelt dat de verdachte wordt opgehouden voor onderzoek, het bestuur van de raad voor rechtsbijstand direct van zijn aanhouding in kennis, opdat het bestuur een raadsman aanwijst. Deze kennisgeving kan achterwege blijven indien de verdachte een raadsman heeft gekozen en deze of een vervangende raadsman tijdig beschikbaar zal zijn.
Dit lid bepaalt dat wanneer de verdachte is aangehouden, de officier van justitie of de hulpofficier van justitie die bij de voorgeleiding beveelt dat de verdachte wordt opgehouden voor onderzoek, het bestuur van de raad voor rechtsbijstand direct van zijn aanhouding in kennis moet stellen. Dit gebeurt met het doel (opdat) het bestuur een raadsman aanwijst. Deze kennisgeving kan achterwege blijven als de verdachte een raadsman heeft gekozen en deze gekozen raadsman, of een vervangende raadsman, tijdig beschikbaar zal zijn.
2. Artikel 28a is niet van toepassing.
Dit lid stelt dat Artikel 28a niet van toepassing is in de context van deze specifieke strafvordering betreffende personen die de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt.
3. Voor het ophouden voor onderzoek kan elke daartoe geschikte plaats worden aangewezen.
Dit lid geeft aan dat voor het ophouden voor onderzoek van de verdachte, elke daartoe geschikte plaats kan worden aangewezen. Er zijn dus geen specifieke restricties voor de locatie, zolang deze geschikt is voor het onderzoek.